Nepalese wijsheden vergaren op Nana
Nepalese wijsheden vergaren op Nana
Een ding van backpacken waar ik maar niet gewend aan raak is het afscheid nemen van mensen. Ik heb net Tobi en Frank in een taxi gezet naar het vliegveld, terug naar Duitsland en voel hoe een groeiende leegte me langzaam overneemt. Daar gaan mijn Duitsertjes! Terwijl ik zie hoe de taxi Sukhumvit Road oprijdt en Soi 1 achter zich laat loop ik het hostel binnen en klim vermoeid de twee trappen op. In de common room is het zoals altijd gezellig druk, met veel nieuwe gezichten die geanimeerd over hun ervaringen van de afgelopen weken vertellen en kennis met elkaar maken. Zoveel mensen, maar zonder de blonde koppen van de Vikingen voel ik me toch alleen. Heel even ben ik uitgeput van het continu overnieuw beginnen. Steeds weer nieuwe mensen ontmoeten. Altijd dezelfde vragen stellen en soortgelijke antwoorden terugkrijgen. Het is energieslurpend om steeds te zoeken naar de persoon die achter de stoere verhalen schuilt en dan na een paar dagen, wanneer het eindelijk iets persoonlijker wordt, weer afscheid te nemen. Terwijl ik de laatste trap richting mijn kamer beklim, bedenk ik hoe onbeleefd ik over moet komen op de nieuwe gasten, maar ach...morgen zijn er weer nieuwe gezichten, dus wat doet het er eigenlijk toe?
Gelukkig. Mijn zespersoonskamer is leeg. Ik heb geen zin om het licht aan te doen en kruip met mijn kleren aan in mijn stapelbed. Als kind wilde ik altijd op het bovenste bed slapen, maar nu slaap ik het liefste beneden vanwege het hut-effect. Een erg volwassen reden. Ik hang mijn handdoeken en kleding “te drogen” aan de rand van de lattenbodem van het bed boven me en creeer op die manier mijn eigen hut. Een plek waar ik me terug kan trekken op momenten zoals deze.
Het felle licht van mijn opstartende laptop werpt net genoeg licht over het toetsenbord om te kunnen zien welke letters ik intik. Ik snap niet waarom ik opeens zo teneergeslagen ben. Is het omdat Tobi weg is en ik hem mis, of baal ik dat we beiden te verlegen waren om actie te ondernemen, of zit er toch iets anders achter? Met een lach bekijk ik een paar foto's van de afgelopen dagen en zie hoe we jetski's huren op Koh Phangan. Er is maar een manier om erachter te komen wat me werkelijk dwars zit. Ik plug mijn oordopjes in mijn laptop en zoek naar Pearl Jam in mijn iTunes. Een band die ik maanden heb vermeden vanwege de vele ladingen die de muziek met zich meedraagt. Terwijl Eddie Vedder's machtige stem zich een weg mijn ziel in boort en zingt over hoe iemand op een dag een ster aan iemand anders zijn hemel zal zijn, verdwijnt mijn interesse in Tobi al snel en maakt plaats voor een oude bekende die me negen maanden geleden de deur heeft gewezen en me sinds mijn verjaardag weer intensief e-mailt. Hij is blijkbaar nog steeds mijn “you” in welk liedje dan ook.
De volgende ochtend loop ik langs Sukhumvit Road, op weg naar een interview. Ik ben hier al te lang. Mensen beginnen me te herkennen! Het vrouwtje van de 7 Eleven loopt me net voorbij en groet me vriendelijk. Bij de Starbucks weten ze al wanneer ik binnenkom dat ik een chocolate roll ga bestellen en bij de Elefin staat mijn tafeltje elke ochtend alweer gedekt. Ze geven me nog steeds beleefd de menukaart, maar ze weten toch wel wat ik ga bestellen. Op het moment dat ik de tailor “Hermann” passeer, stopt de Nepalese portier me zoals elke ochtend sinds we daar geweest zijn. In onze tien minuten durende gesprekken bespreken we altijd de actualiteit van de wereld om ons heen en observeren samen de raarste voorbijgangers en schudden dan gezamelijk, lachend ons hoofd. Dit keer kan ik hem niet afleiden door over de grote buitenwereld te praten en hij kijkt me rustig, maar doordringend aan.
“You think too much?” vraagt mijn nieuwe Nepalese vriend. “Don't worry”, zegt hij terwijl hij met zijn handen op zijn rug de straat over kijkt, zijn ogen gericht op mogelijk nieuwe klanten al lijkt hij soms door de mensen heen te kijken, naar een onzichtbaar ver punt aan de horizon. Het zweet stroomt in kleine straaltjes van zijn voorhoofd naar zijn nek en verdwijnt in zijn netjes gestreken blouse. Ik bedenk hoe hij me eerder al vertelde over zijn vijf broers, drie zussen en bejaarde vader en moeder op het platteland van Nepal. Als deze jongen, die vijf jaar geleden alleen naar de voor hem onbekende stad Bangkok is gekomen, zonder de taal te spreken en zonder iemand te kennen mij verteld me geen zorgen te maken, is het vast de juiste persoon om deze les van aan te nemen. Voor ik verder loop wenst hij me succes met mijn interview en hoopt dat ik de baan krijg. Ik zucht en lach en bedank hem voor zijn gelukswensen. Al tien keer heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat ik niet aan het solliciteren ben, maar daadwerkelijk iemand vragen stel voor een artikel. Hij kent slechts de eerste betekenis van het woord “interview” en ik vraag me af hoeveel meer er verloren gaat in de vertaling.
Voor ik het vergeet vertel ik hem nog snel dat ik voorlopig niet langskom voor een praatje, want morgen vertrek ik naar Chiang Mai. Erica, een meisje dat ik eerder al heb ontmoet, komt terug naar Bangkok en samen pakken we de nachttrein naar het noorden. Hij glimlacht flauwtjes, schudt mijn hand en wenst me een goede reis. Dan verbergt hij zijn handen weer achter zijn rug, laat het zweet onverstoord over zijn gezicht druppen en kijkt weer gefixeerd naar de onbekende stip aan de horizon in zijn gedachten.