Terug naar de pre-historie
Terug naar de pre-historie
Soms is het zo fijn om even de tijd te nemen om de wereld te analyseren. Gewoon ergens zitten en alle prikkels en impulsen voorbij laten komen en de wereld proberen te begrijpen. Ik zit op het balkon van een Nederlandse bar, middenin het Red Light District van Bangkok. De enige bar in dit gebied waar de serveersters in normale kleding rondlopen en niet op een man afstappen en vragen om seks. Een oase van rust temidden van barren met namen als “G-Spot”, “Rodeo-Girl” en “Cathouse”.
De bar zit twee verdiepingen hoog en beschikt over een klein wintersport-achtig balkonnetje wat uitkijkt over de drukte van Soi 4. Hier gebeurd het allemaal. Dichterbij de kern van Bangkok kun je niet komen. Recht tegenover de bar, aan de andere kant van de straat staan de prostituees in een rij opgesteld in de hoop een man te kunnen verleiden. Terwijl de “she-males” elke vijf minuten hun haar en make-up controleren, houden de echte meiden zich vooral bezig met het voorbijwandelende publiek. Een Europese man loopt na een kort gesprek weg met twee straatmeiden, op naar het Nana-hotel. Het is opvallend hoe de meeste “straat-klanten” op elkaar lijken. De mannen zijn over het algemeen kalend, lichtelijk te zwaar, behoren tot de comfortabele middenklasse en zijn rond de vijftig jaar oud. Een leeftijd waarvan je hoopt dat wanneer je die zelf bereikt, je genoeg levenservaring hebt opgedaan om te weten waar het leven werkelijk om draait. Een leeftijd waarop je eindelijk rustig het leven kan accepteren en je wijsheden overdraagt aan een jongere generatie. Deze mannen zien er aan de buitenkant precies zo uit. Kalme, slimme, rustige mannen die vast hun sporen hebben verdiend in de zakenwereld en toch zijn ze blijkbaar nog steeds naar iets op zoek. Net als de prostituees die ze mee naar huis nemen. Of zoals de jongens die door hun familie zijn opgevoed tot “she-male” of helemaal zelf deze keuze hebben gemaakt. Iedereen lijkt ergens naar op zoek te zijn, maar is tegelijkertijd doodsbenauwd om het daadwerkelijk te vinden.
Mijn aandacht wordt afgeleid van de sekscultuur op straat, naar twee baby-olifanten die voorbij sjokken en hun weg zigzaggen tussen de eettentjes en de nep-horlogesverkopers door. De grotere olifant draagt twee tassen op zijn rug en de kleinere is versierd met lichtgevende kettingen die alle kleuren van de regenboog uitstralen. Vlak voor de bar dwingen de “baasjes” de dieren stil te houden door een flink ruk aan hun oren te geven, terwijl ze met een zak gepelde bananen op zoek gaan naar toeristen die de dieren willen voeren. Tegen betaling uiteraard. De taxi's en de tuk-tuk's razen voorbij, terwijl de grootste olifant zich met moeite staande probeert te houden op de smalle stoep. Het is hartbrekend om te zien hoe de beesten elkaar continu proberen op te zoeken met hun slurf, maar bij elkaar worden weggetrokken door de eigenaar. Een enthousiaste toerist klimt op de rug van de olifant en voert hem trots een banaan, terwijl zijn dronken vriend hem van alle kanten fotografeert. Ik vraag me af hoe erg wij ons moeten vervelen, om zulke machtige dieren zo belachelijk te versieren en door een miljoenenstad als Bangkok te sleuren. Is het echt vermaak of gewoon weer de zoveelste poging om onszelf af te leiden.
Na een half uur de straatgebeurtenissen te hebben bekeken, realiseer ik me dat er door de eeuwen heen waarschijnlijk weinig veranderd is. Nog steeds draait alles om een paar kernzaken; seks, geld, eten en macht. We wonen niet meer in grotten, maar onze huizen zijn nog steeds gemaakt van steen. We vlechten geen rokjes meer van gras, maar onze kleding is nog steeds van katoen. We eten geen heel varken meer van het spit, maar wel samengeperste hamburgers bij MacDonalds. Ik giet de laatste slok Chang bier naar binnen en zoek mijn weg door de gekte heen, terug naar het hostel. Proberend om alle afleiding en prikkels even buiten te sluiten. Misschien begrijp ik het allemaal wanneer ikzelf ooit vijftig ben.