"We don't need proof you've been here. Flush your toiletpaper!"
"We don't need proof you've been here. Flush your toiletpaper!"
Uitgeput door de reis en door de gekte van Khao San Road, loop ik met een klotsende, zwakke maag naar de taxi. Terwijl ik mijn tassen in de kofferbak gooi, vraag ik de man of hij met de meter aan rijdt. Hij schud verwoed zijn hoofd. “No meter today. Is broken.” Ik kijk hem geirriteerd aan. Als ik misselijk ben is het een verkeerd moment om me proberen op te lichten. Hoezo geen meter. De chauffeur noemt een prijs. Voor 300 baht zal hij me naar Soi 1 brengen. Ik heb nog geen idee van prijzen hier, maar weiger zonder meter te rijden en stap weer uit de auto en pak mijn tassen uit de kofferbak. Meteen springt de man ook de auto uit. “200 baht!” roept hij snel. Ik sta erop dat hij de meter aandoet en nog een keer beweert hij dat geen enkele taxi vandaag met de meter aan rijdt. Oke, dan zoek ik wel een andere taxi. Een andere taxichauffeur komt op me aflopen en zegt wel met de meter te rijden. Mooi zo. Hij pakt mijn tassen en legt ze op de achterbank terwijl hij me voorin laat stappen. Ik vertrouw het nog voor geen cent en hou gefixeerd de meter in de gaten. Met een glimlachje drukt hij de knop van het apparaat overdreven duidelijk in.
Een vriendin van me werkt voor de Flying Pig hostels in Amsterdam. Een plek waar ik meerdere malen heb gezeten om langzaam af te kicken na mijn reizen. Dit hostel adviseerde het Soi 1 Guesthouse in Sukhumvit. Ik vraag de man naar “Sook-hum-vit Sooy Noong” te rijden. Op de kaart houd ik nog steeds argwanend in de gaten waar we rijden. Ik voel me hondsberoerd en heb geen zin in toeristische omwegen, zodat de man alsnog via de meter aan de 300 baht komt. Ik vertrouw niemand vandaag! Terwijl hij praat over een “laying Buddha” waar we langs kunnen rijden, probeer ik hem duidelijk te maken dat als ik ook maar een minuut langer dan nodig is in deze taxi moet zitten, ik alles onder kots en me dan nog geen eens schuldig voel ook. Dat zorgt er wel voor dat hij de snelste route kiest.
De taxi brengt me netjes rechtstreeks naar het hostel, middenin het Red Light District van Bangkok, en mijn wantrouwen bleek ongegrond. Het ritje kost me slechts 85 baht en de man helpt me zelfs de tassen op mijn rug te doen. Even voel ik me een heel slecht persoon om mijn eerdere vooroordeel. Zo vriendelijk mogelijk bedank ik de man en loop het hostel in. Ik begin me met de minuut beter te voelen, wanneer ik de trap op klim. Dit hostel ademt een vriendelijke sfeer en ruikt schoon. Op de derde verdieping verwelkomt de Australische David me met een vaderlijke glimlach. “How are you doing mate? You got a reservation?” Yes. Dit ken ik! Opgelucht vertel ik hem dat ik geen reservering heb, weggevlucht ben van Khao San Road en behoefte heb aan wat gezelligheid. Nou, ik ben aan het juiste adres zegt hij en wijst me meteen naar een zespersoons meidenkamer, gooit een zachte handdoek op mijn opgemaakte bed en laat me de douchjes en de wc's zien. Een groot bord op de wc vraagt ons vriendelijk om geen toiletpapier door te spoelen. David heeft met zwarte stift door de rode letters geschreven; “We don't need proof that you've been here. Please, flush your paper!” Geweldig!
Tot mijn grote opluchting heeft dit hostel een gezamelijke ruimte met een eigen bar, pooltafel, boekenkast en tv. Wanneer ik na een uitgebreide opfrisbeurt naar deze common room loop, zit het vol met backpackers die gezellig met elkaar in gesprek zijn. Alsof ik iedereen al jaren ken wordt ik begroet en opgenomen in de gesprekken. Het klikt meteen bijzonder goed tussen mij en een Engelsman met de coolste naam ooit: Sam Levi King. Om mijn gammele maag gerust te stellen, raad hij me aan om “bekend” voedsel te eten. Terwijl we naar buiten lopen kijk ik vertwijfeld naar de vele eettentjes op straat. Een Thaise vrouw staat achter haar wagentje met een groot mes in een mango te hakken, terwijl haar buurman holle balletjes deeg in de kokende olie doopt en de roze worstjes op de barbecue omdraait. De geuren vertellen mij dat nu niet het goede moment is om het lokale eten op straat uit te proberen, maar gelukkig loopt Sam de karretjes voorbij. Tien meter verderop staat hij stil en wacht tot ik ook de deur bereikt heb. Ik kijk naar de zwaar getinte ramen en mijn mond valt open van verbazing. “Frankfurter Apfelwein”, zegt een grote raamsticker. Het zal toch niet waar zijn. Ik kijk naar het bord boven de ingang van het restaurant en zie de trotse kleuren van de Duitse vlag en de neon-letters verwelkomen ons in het “German restaurant Tilac”. Zodra we het restaurant binnenstappen heb ik het idee weer in Trier te zijn. Overal hangen gesigneerde Duitse voetbalshirts rond de zwaar houten tafels en om het helemaal compleet te maken schelt echte Deutsche schlager uit de muziekboxen. De wienerschnitzel met patat blijkt een onverwacht, goede keuze te zijn geweest, want na de flinke maaltijd voel ik me een stuk minder wankel. Ik ga dan ook graag op de uitnodiging van Sam en de rest in om die avond mee te gaan om een drankje te doen.
Na een korte wandeling door mijn nieuwe leefomgeving, weet ik dat het hier erg leuk gaat worden. De avondmarkt zorgt voor een gezellige drukte, overal staan mensen te koken, er is bijna geen toerist te zien en de straathonden kijken me kwispelend na. Waarom heb ik me ooit druk gemaakt om rabies! Bij een oud volkswagenbusje dat is omgebouwd tot hippie-cocktailbar bestelt ieder zijn drankje. Midden op straat duwt Sam een cocktail in mijn hand en toast op mijn “eerste, echte” avond in Bangkok. Ik voel me beter dan ik in maanden heb gedaan!