Fietsen over de Pamir Highway (Deel 2)
Fietsen over de Pamir Highway (Deel 2)
Aan de overzijde van het woeste water ligt Afghanistan. Een land dat we kennen van de Taliban, van de onderdrukte vrouwen in blauwe boerka's, van oorlog en geweld. Die wereld lijkt ver weg als ik over het water tuur. Ik zie een land dat er hetzelfde uitziet als het land waarin ik fiets. Ik zie door de zon beschenen goudgele graanvelden, waar mannen en vrouwen de halmen met de sikkel afsnijden en samenbinden tot ordelijke patronen. Ik zie geelgroene populieren die zachtjes wuiven in de wind. Daartussen staan de lemen huizen van de Afghanen. Ik zie vrouwen in zwarte, blauwe en rode gewaden lopen tussen de frisgroene gewassen of zittend op een ezel over smalle paadjes gaan. Ik zie mannen in zwarte en bruine kleding op hun brommers over gevaarlijk uitziende bergpaden rijden, waar een stuurfout onherroepelijk leidt tot een onprettig einde. Ik zie blote jongetjes spelen langs de kalme oever van de rivier. Spelende meisjes zie ik nergens. De rivier scheidt hun wereld van de mijne en met die van de Tadzjieken. Een grote militaire aanwezigheid moet er voor zorgen dat dit voorlopig zo blijft. De paar nieuwe bruggen liggen er verlaten bij.
Het contact met de Tadzjieken is hartverwarmend. Geen autoraam of motorhelm die me afschermt van hun wereld. Als fietser ben ik zichtbaar en toegankelijk. Mannen en vrouwen willen met me praten en zijn oprecht geïnteresseerd in wie ik ben en waar ik vandaan kom. Ze vinden het reuze interessant en een hele prestatie dat ik hier op de fiets ben gekomen. Als ik wil kan ik elke dag honderden kopjes thee drinken. Altijd vergezeld van een grote schaal koekjes en snoep. Geen wonder dat de meeste mensen een flink deel van hun gebit missen. Net als in Oezbekistan en Turkmenistan dragen de vrouwen kleurrijke gewaden, maar gaan de mannen veel ingetogener gekleed. Vers fruit is er in overvloed en het wordt graag met mij gedeeld. Als ik ergens sta te kamperen komt er altijd wel iemand langs met een handvol abrikozen of een halve meloen.
Het ongelooflijk grote aantal kinderen begint me echter langzaam op m'n zenuwen te werken. Waar ik ook ga, de kinderen hebben mij al van verre gespot. Er is geen ontkomen aan. Overal klinkt het 'hello' van de schelle kinderstemmen. Soms zichtbaar, soms onzichtbaar. Als ik er niet op reageer neemt het in volume toe. Massaal komen ze naar de weg gerent en vuren ze de standaard vragen als mitrailleurvuur op me af: 'how are you? where you from? what's your name?' Of, als variant op de laatste 'what's your name motherfucker?' En dat dan uitgesproken door een kleuter met een onschuldig gezicht. Als ik ergens stil sta voor wat dan ook, zorgen de kinderen er wel voor dat ik vooral niet wat dan ook kan doen. Ze bedoelen het niet verkeerd, maar ik verlang inmiddels wel naar meer verlaten paden.