Na de ingang naar het droge schrale deel van het Ruhunu Park gepasseerd te zijn, kregen we al snel deze bul te zien. Hij was helemaal alleen en had net een modderbad genomen. “Even oppassen”, zo gaf de gids aan, “want een bul die buiten de groep leeft, is vaak onvoorspelbaar”. Hij kwam inderdaad naar ons toe gesneld, maar zwenkte gelukkig tijdig af om vervolgens naar de vlakbij gelegen waterput te gaan. Een spannend moment, maar dat was meteen ook de enige olifant die we daar die dag zagen.
Een Aziatische olifant is kleiner dan zijn Afrikaanse soortgenoot. Er zijn 5 ondersoorten. De schouderhoogte is ongeveer tussen 2 en 3,5 meter en het gewicht tussen de 3000 en 5000 kg. De Ceylon-olifant, die in Sri Lanka leeft, is het donkerst en het zwaarst van de 5. Met 2500 tot 3000 exemplaren is het ook de minst voorkomende. Hoewel bij de Aziatische olifanten de mannetjes slagtanden hebben, ontbreken die meestal bij de Ceylon olifant.