Deel 2
Deel 2
Het weeshuis waar ik vrijwilligerswerk zal gaan doen bevindt zich in een stad 200 km ten westen van Kathmandu. Met een toeristbus (wat niet synoniem is voor comfortabel) rij ik in 7 uur naar een stad die ligt aan een gigantisch blauw meer. De stad is voor veel toeristen het beginpunt van de trekkingen door de Himalaya.
Rondreis door Nepal
De huizen doen erg denken aan die in Kathmandu staan, maar verdere overeenkomsten zijn moeilijk te vinden. Hier is groen te vinden en rijdt er veel minder verkeer. Het weeshuis ligt op ongeveer 30 min lopen van mijn gastgezin. De vader van het gezin heet Krisnha en is meteen ook de eigenaar van het weeshuis. Bij aankomst bied hij me een kop Nepalese Back tea aan, wat ik graag accepteer. Onder toeziend oog van mij zet hij de thee die volgens hem altijd voorzien wordt van een beetje suiker. “We put little sugar in tea!" Waarna er twee eetlepels suiker in mijn kopje verdwijnen, wat mijn thee (uiteraard) mierzoet maakt.
Normaal gesproken heb ik nooit ergens suiker in, en na een slokje weet ik, met een licht sarcastische ondertoon in mijn stem uit te brengen: “Very nice”. De moeder des huizes heet Parbati, zij zal, zo zegt ze, elke avond Dhal Bhat voor me koken, wat later de meest heerlijke Dhal Bhat blijkt te zijn die ik in Nepal te eten zou krijgen! Krisnha en Parbathi hebben een zoon, Razieb, die in de keuken tussen de gasflessen slaapt. Mijn kamer bevind zich in hetzelfde pand, maar dan een verdieping hoger. De poster van de Keukenhof die mijn muur siert, doet me er direct thuis voelen.
Mijn kamer heeft uitzicht over het toeristische hart van de stad; LakeSide, Daar bevinden zich de meeste hotels en drinken toeristen een biertje in “Club Amsterdam”, waar anders dan de naam doet vermoeden zowel de inrichting als de kaart in niets aan onze hoofdstad doet denken. Het doet de sfeer niet ten onder, want dit is dè plek waar mensen die de volgende dag de Himalaya zullen beklimmen hun voorlopig laatste biertje drinken samen met de mensen die hun eerste drinken, nu ze terug komen van hun tocht.
Krisnha loopt met me mee richting weeshuis, om de 10 meter stopt hij om me te vertellen hoe blij hij is met mijn komst. Dat wordt steevast extra kracht bijgezet door een “man hug”. Dat hij blij met me is moge inmiddels duidelijk zijn. Het weeshuis is gevestigd in een prachtig groot pand aan de rand van de stad, met vol uitzicht op de bergen. De zeven kinderen die het weeshuis telt hebben een klaslokaal, groetentuin en een groot stuk gras tot hun beschikking. De huismoeder heet Hima en is een 23e jarige vrouw, die trouwde op haar 16e met een man die een jaar geleden uit een boom viel, waardoor ze weduwe werd. Hij liet haar achter met een zesjarig kind. Sindsdien werkt ze in het weeshuis. Een baan van 24 uur per dag en 7 dagen per week. Je kan moeilijk de kinderen zonder toezicht achterlaten. Omgerekend krijgt ze 250 euro voor een maand werk, wat gezien het aantal uren zelfs voor Nepalese begrippen niet veel is, al hebben veel mensen het slechter.
In het weeshuis geef ik ’s ochtends Engelse lessen, waarna ik met ze ontbijt (Dhal Bhat) en ze help hun tanden te poetsen. Het is werkelijk vreselijk om te zien dat elk kind een mond vol met zwarte, afbrekende tanden heeft. En ondanks het feit dat ze er hun mond vol mee hebben, zien ze de noodzaak van goed poetsen niet in. Het is werkelijk een crime voor hen, om twee maal daags, twee minuten lang ermee bezig te zijn en het maakt me zeker niet populair dat ik streng de tijd bij houd. Waar ik wel geliefd door word is het stoeien dat ik elke dag met ze doe. Door het kietelen, rennen en ravotten hebben ze de tijd van hun leven. De aandacht zijn ze helemaal niet gewend. Het stoeien krijgt al snel de naam: “Play” en ze doen dat het liefst elk moment van de dag. Ze hebben in het weeshuis dan ook helemaal niks. Het eerder genoemde klaslokaal kent banken en een schoolbord, maar papier en krijt ontbreekt. Het grasveld is uitstekend om op te spelen, al hebben ze daar geen speelgoed voor. De slaapkamer bevat één bed waar de helft van de kinderen in slapen, de andere helft slaapt op de grond tussen de stapels eigen kleding, aangezien ze daar geen kast voor hebben. Vitaminen krijgen ze niet binnen, omdat er geen geld voor fruit is. Ze missen hier dus duidelijk het een en ander.