Nepal
De eerste dagen in Mainapokhari bij mijn traditioneel Nepalees gastgezin
Zondag 15/04, 5h45
Mijn gsm-wekker rinkelt in Hotel Fuji, Kathmandu. Na een korte kennismaking met de stad begon het tweede, grote luik van mijn Nepalees avontuur: een verblijf van drie weken op het platteland. Alleen. Niet als toerist, maar als vrijwilliger, zonder Westerlingen om me heen, leven als een échte local. Jagat en Depak, de grote jongens van "mijn" trekkers- en vrijwilligersorganisatie, stonden klaar om me naar het busstation van de hoofdstad te begeleiden. Nu ja, Jagat wuifde me enkel uit. Het was Depak die samen met mij het busje naar Mainapokhari zou nemen. Ik was amper twee dagen in het land, op mijn eerste grote niet-Europese reis, dus ik schrok logischerwijs van de armzalige infrastructuur van de grootste transportader van het land. Bedelende kinderen, onverharde ondergrond, afgeleefde straatventers; ik was de Rooseveltplaats in Antwerpen gewoon. Dit busstation was toch wat anders. Na wat gepalaver tussen Depak en de buschauffeur stapten we om halfacht in een minibusje. De rit die we voor de boeg hadden was niet mis: zeven uur bollen in de richting van het illustere Everest-gebied, kostprijs: 575 Nepalese Roepies. Mijn grote zak werd op het dak van de bus gezwierd en weg waren we. Ik had al bij al een aangename zitplaats en hoopte dan ook op wat slaapkans onderweg. Tevergeefs. Vanaf dat we de metropool Kathmandu uitreden veranderde de degelijk geasfalteerde weg in een Zuid-Frans bergpad. We stopten ook uitzonderlijk veel. Om papieren te regelen, om mensen op te pikken, om fruitverkopers te laten opstappen, maar ook om door de politie gecontroleerd te worden. We bevonden ons dan ook op de "grote baan" richting Tibet. Rond de middag stopten we in een pietluttig dorpje om dal bhat te eten. Ik krijg dit typisch Nepalese gerecht met rijst en linzensoep bij mijn gastgezin twee keer per week voorgeschoteld, dus kan maar beter al eens proeven. Als je geluk hebt, krijg je er wat geitenvlees of groentjes bij, maar zelfs dan blijft het een vrij droog gerecht. Het eerste belangrijke woord werd aangeleerd: piro, oftewel pikant. "No piro", werd mijn openingszin in lokale restaurantjes.