Dokter-tekort, ei-overschot
Dokter-tekort, ei-overschot
Opgefokt zit ik achter op de motorbike bij Thura, onze gids, die me zojuist heeft verteld dat het onverstandig is om de lelijke, donkerblauwe, oversized regenponcho uit te trekken. Het ding is weliswaar ontworpen voor op de motorbike, maar niet voor de passagier, dus er ligt een gekreukeld stuk nat plastic voor me op mijn benen en ik blijf er geërgerd naar kijken. Thura praat door over het tekort aan dokters in de bergen en laat me weten dat ik zeker ziek zal worden als ik urenlang zonder het ding in de regen blijf rijden. Ik besluit om deze ergernis van me af te zetten en kijk naar hoe om me heen de wegen steeds steiler worden en meteen herinner ik me weer waarom ik in eerste instantie opgefokt was.
Iemand zo jong en onervaren en klein als ik kan haast niet een manual motorbike besturen in de bergen, althans, niet zonder brokken te maken, aldus Thura. Jammer, want ik was in de veronderstelling dat ik daartoe prima in staat ben, hoewel ik eerlijk toe moet geven dat ik mijn rijbewijs nog niet heb gehaald.
Omdat ik ook van deze gedachte af wil, pak ik mijn camera en doe ik tevergeefs een poging om de weg achter me scherp op de foto te krijgen terwijl we doorrijden. Het geeft niet, we krijgen nog genoeg kansen om foto’s van de prachtige omgeving te maken.
Na een kwartier gaat de regen over in miezer, wat voor mij het teken is om die gruwelijke poncho op te bergen. Terwijl we op een restaurantje af rijden, trek ik het ding uit en vouw ik het op. We stoppen voor onze eerste lading thee en terwijl Thura met de eigenaar praat, proberen wij ons te bedenken wat voor recensies dit restaurantje zou krijgen als het in Nederland had gestaan. Voor een etentje op ontkleurde, beschadigde, plastic krukjes en thee uit kannen die er uitzien alsof ze ouder zijn dan mijn grootouders zou je in Nederland sowieso geld toekrijgen. Het is heerlijk dat wij op dit moment wel ontzettend van zoiets simpels kunnen genieten!
Miezer en thee doen goed en mijn humeur slaat snel om. Ik besef dat we steeds dichter bij het huis komen waarin we vanavond zullen slapen. Thura heeft ons verteld dat er een Palaung gezin woont dat bestaat uit opa, oma, ruim 8 maanden zwangere moeder, twee dochters en twee katten. Ik kijk ernaar uit ze te ontmoeten.
Voor we bij ons gastgezin aankomen, bezoeken we een schooltje en krijgen we een traditionele lunch. Het voorgerecht bestaat uit kievitseieren. Net als ik denk dat ik weg kan komen met het eten van maar één eitje, kondigt Thura aan dat hij een ander speciaal ei, namelijk een eendenei, voor ons heeft. Niet veel later duwt hij een brok as in mijn hand en ik vraag me af of hij serieus wil dat we dit opeten. Mijn verbaasde blik lijkt Thura blij te maken, want hij pakt enthousiast de brok terug, begint te pellen en vertelt ons hoe ze deze fantastische lekkernij klaarmaken. Eerst maken ze een mengsel van water en as, wat ze vervolgens om het ei heen smeren en dan leggen ze het drie dagen in de zon. We zetten ons verstand op nul en nemen een hapje. Hoewel mijn maag nog op zijn oorspronkelijke plek zit, vind ik één hapje toch echt genoeg.
Het hoofdgerecht smaakt gelukkig beter. Het is een van Thura’s zelfgemaakte tea leaf salads met gedroogde theeblaadjes, noedels, pepers, limoen, knoflook en olie. Hij laat ons zien hoe hij het klaarmaakt, zodat we het zelf ook eens kunnen maken.
Na de lunch komen we al snel bij het gastgezin aan. We worden enthousiast begroet door de jongste dochter. Na het begroeten van de rest van het gezin, trekt ze de camera’s uit onze handen en gaat ermee zitten spelen. Het is geweldig om haar zo bezig te zien, helemaal omdat we weten dat ze nog nooit eerder een camera in haar handen heeft gehad. Ze bekijkt filmpjes die we eerder in de reis hebben gemaakt en wijst lachend, kraaiend en vragend naar de dingen die op het schermpje verschijnen.
Thura wijst ons de weg naar het toilet en naar de wasplaats. Er staat een hokje tegen de bergwand. Ergens in het midden van het hokje is een gat en naast het deurtje staat een grote emmer met water, waarin een klein bakje drijft. Ik zie mezelf hier vannacht in het donker al klungelen. Die gedachte zorgt voor een glimlach, want het doet me eraan denken hoe bijzonder het voelt om hier te zijn.
Een paar meter verder vinden we de wasplaats, die bestaat uit een buis van bamboe waar een leiding doorheen loopt. Om water uit de leiding te laten lopen, moeten we het takje dat erin gestoken is wegtrekken. Het is maar een heel klein straaltje en deze wasplaats wordt gedeeld door vier families!
Als het buiten donker wordt gaan we eten. De hele tafel staat vol met kleine gerechtjes die we bij de rijst kunnen doen. Er is veel groente en weinig vlees, want rund wordt hier niet gegeten, varkensvlees is voor bruiloften en de kippen waren bijna op. Omdat de tafel te klein is, heeft het gezin al eerder gegeten en eten wij alleen met Thura. We praten over de Palaung en over Thura’s leven hier. Ik merk op hoe erg de Palaung van ons verschillen en vraag me af hoeveel dingen deze twee culturen niet van elkaar begrijpen.
Inmiddels is het avond en zit ik met mijn reisdagboekje en een pen op de grond naast het vuurtje. De opa heeft net een kruidenmengsel bij de zieke kat naar binnen gegoten en zit nu naast me te werken aan een mandje van bamboe. Deze maakt hij voor mensen uit het dorp om wat bij te verdienen. Als ik zo klaar ben met schrijven gaan we slapen. Het gezin heeft drie ‘bedden’ gemaakt van dikke dekens, zodat we niet op de harde grond hoeven te liggen.