Donation time
Donation time
Voor onze laatste volle dag in Myanmar hebben we de chauffeur van onze eerste dagen, nu een maand geleden, geboekt. Als hij ons ziet bij ons hotel in Yangon, is hij aangenaam verrast. We hebben naar HEM gevraagd en dat beschouwt hij als een complimentje. We zitten nog maar net in de auto als hij twee kleine pakjes uit zijn zak haalt. Het zijn twee kleine olifantjes die hij voor ons heeft gekocht. Dit typeert de mensen in dit land. Vaak hebben ze zelf niet veel, maar ze geven graag attenties weg, net zoals ze graag aan tempels en monniken geven.
We hebben de afgelopen maand de Myanmarezen leren kennen als uiterst bescheiden, innemend, zachtaardig. Natuurlijk, ze bedelen wel eens, maar in een land dat economisch zo ongeveer onderaan op de wereldranglijst staat, is dat eigenlijk niet meer dan vanzelfsprekend. Wat ons echt opviel, is dat de volkeren in dit land, die eigenlijk heel opstandig zijn en zich niets door een gezag laten vertellen - Myanmar heeft een lange traditie van revoluties en bloedige opstanden - , de afgelopen decennia zo ingehouden, zo rustig en gelaten hebben geleden onder de verschrikkelijk meedogenloze dictatuur. Er gloort hoop en mensen durven zich wat meer te laten zien, als het gaat over het regime. Ook onze chauffeur.
Maar eerst rijden we de stad uit. Het doel is Kyauktan, naar het zuiden, dat door toeristen nauwelijks wordt bezocht. Misschien omdat het vrij onbekend is of omdat men tijd te kort heeft. Toch is het Kyauktan tempelcomplex, dat idyllisch midden in de Bagorivier is gelegen, de moeite waard. Zeker in de maand december, als het “donation-time” is. Ofwel: in deze maand komen talloze pelgrims en monniken naar dit eilandje om te offeren. En laat het nu net (nog) december zijn vandaag! Op deze oudejaarsdag rijden over de rustige weg, met hier en daar wat ossenkarren die zich traag met hun goederen, en met mensen daar weer bovenop, voort bewegen. Verder is er, afgezien van wat scooters, weinig verkeer.
Als we in Kyaukthan aan de oever van de rivier komen, worden we overdonderd door een hectisch gebeuren. Honderden, zo niet duizenden pelgrims wachten op het bootje om naar de overkant gebracht te worden, naar het kleine eilandje midden in de rivier. Verkopers van wierook, bloemen en visvoer (er zwemmen enorme meervallen om het eilandje heen, die gevoerd kunnen worden) dringen zich door de menigte heen. Het lukt ons met hulp van onze chauffeur om een plekje in één van de gammele bootjes te bemachtigen (zonder hem was het ons echt niet gelukt denk ik), en in twee minuten worden we naar de overkant gevaren.
Brede trappen vanuit het water (deze zijn door het water en de modder erg glad) leiden ons naar het fraaie tempelcomplex. Al wandelend over het eilandje proeven we de bijzondere, speciale devote sfeer. Het eilandje is volgebouwd met Boeddhistische bouwwerken, het een nog mooier dan het andere. Samen heten ze de Kyaik Hmaw Wun Ye Lai pagode. De sfeer is gezellig, vredig en relaxed. Monniken lachen naar ons, ze maken graag een praatje met ons en gaan uitgebreid met ons op de foto. Andere families volgen dit voorbeeld en we hebben nu in onze archieven foto’s van complete Birmese families met aanhang! Zelf prijken wij waarschijnlijk ook nog wel op menig Birmees ladenkastje vermoeden we. Kortom, het is hier prima en gezellig vertoeven tussen de vele locals, voor wie dit ook een bijzonder uitje is. Het is hier zeer authentiek en het is echt genieten.
Hoe betrouwbaar deze mensen zijn blijkt als we onze portemonnee op het terras laten liggen, waar we zojuist koffie hebben gedronken. Als we na enige tijd onze vergissing merken, ligt de portemonnee er nog keurig. Het lijkt nu alsof Birmezen nog heiliger dan heilig zijn, maar onze chauffeur verzekert ons dat dit echt heel gewoon is. Niemand zal er ook maar over peinzen om dit mee te nemen. Op de terugweg naar Yangon vertelt hij over de cycloon Nargis. In mei 2008 trof deze reuzecycloon het land en behalve honderden doden waren er honderdduizenden zonder huis, familie of inkomen. Hij had het geluk dat hij een vaste baan had bij een goede werkgever (een groot reisbureau met vele filialen in andere Aziatische landen). Zijn baas betaalde het herstel van zijn huis. Ik moet denken aan de vele mensen die van hulp verstoken bleven, hoewel de hulpverleners aan de grenzen klaar stonden – maar het land niet in mochten. Een wreed regime, inderdaad. Als ik hem dit vertel, is het voor het eerst dat hij dit hoort. Hij vroeg zich al die tijd af, waarom de wereld zijn land toen niet geholpen heeft. De behoefte van Birmezen om buitenlanders te spreken, om te horen hoe de rest van de wereld er uit ziet, is groot. “Het regime is bang”, zegt onze chauffeur dan. “ Ze treden niet af, want als ze dat doen, gaan ze naar de gevangenis. Dat weten ze”. Zo’n openheid was tien jaar eerder nog volkomen ondenkbaar. De terreur heerste volop en tenzij je levensmoe was hield je je mond.
Halverwege bezoeken we in de stad Thanlyin de Kyaik-kauk-pagode. Hij lijkt op zijn grotere broer, de Shwedagon in Yangon. Twee enorme leeuwen bewaken de trap. Er is een lift omhoog, iedereen loopt zo de lift binnen, maar als wij er aan komen lopen, wordt ons daarvoor een paar dollar gevraagd. Je bent toerist of niet. Ons geld is op, we hebben genoeg besteed. We lopen de lange trappen maar naar boven, ondanks de klamme hitte.
Onze hotelkamer in Yangon heeft een schitterend uitzicht op de Shwedagonpagode, die zeker ’s avonds prachtig glanst en glimt, ook vanaf een afstand. Beneden huilen de honden inmiddels weer in de straten. Yangon gaat de nacht in. Het is duister op straat. De pagode blijft maar schitteren in het gouden licht. De gordijnen zijn die nacht niet dicht geweest.