Wildkamperen
Wildkamperen
Gaan en staan waar je wilt en onafhankelijk zijn van mensen, busschema’s, hotels, restaurants, dorpen, steden en winkels. Met deze droom vertrok ik bijna 6 jaar geleden uit Nederland en het werden voorwaarden om me ongebonden en vrij te voelen op mijn fietsje. Ik wil niet altijd weten waar ik heen ga, waar ik die avond ga slapen, wat ik ga eten en hoe laat ik vertrek de volgende dag. Om op deze manier te leven ontkom je niet aan het fenomeen wildkamperen.
Wildkamperen is een spannende naam voor een begrip dat nogal veelomvattend is. Voor mij komt het neer op het slapen op elke mogelijke denkbare plek. Van diep in het bos tot op het dak van een flatgebouw en van hutje in het rijstveld tot aan een bevroren bergmeer. Eigenlijk komt alles in aanmerking wat geen camping is waar ik mijn tentje kan opzetten aan het eind van een dag in het zadel.
Tot op heden blijft het vinden van een plekje een uitdaging, want ik wil natuurlijk niet ontdekt worden. Daarom slaat de twijfel nog steeds vaak toe als ik rond de schemering mijn tent ergens wil opzetten. Te druk, te lawaaiig, te dichtbij een boerderij, zichtbaar vanaf de weg, te dichtbij die kudde schapen die straks vast en zeker door een herder wordt opgehaald. De redenen om een plek af te wijzen zijn vaak makkelijk te vinden, maar gelukkig maakt noodzaak me daadkrachtig en zit ik meestal voor het donker wordt voor mijn tentje te koken.
In deze resterende twijfel herken ik vooral mezelf uit de begindagen van mijn eerste fietsreis. Zo duwde ik in Duitsland mijn fiets zo diep het bos in tot ik zeker wist dat niemand me zou vinden. Dit was absoluut wildkamperen, maar de stress voor het ontdekt worden en de oninspirerende en benauwde struikjes waar ik tussen stond, maakten het een weinig bemoedigende ervaring. Ook in Tsjechie en Slowakije kreeg twijfel vaak de overhand en vroeg ik aan lokale boeren of ik mijn tent in hun veld mocht zetten. Dit waren altijd positieve ervaringen, maar toch geboren uit angst voor het onbekende.
Toch ben ik er na zo’n 3 jaar op de fiets veel relaxter in geworden. Deels uit noodzaak, maar ook deels door de landen die ik doorkruiste. Naarmate ik verder oostwaarts trok, veranderden er een paar dingen. Ten eerste is er meer wildernis. Dit kan ongerept bos zijn, een berggebied, de open steppe of simpelweg onbenut land waarvan niemand eigenaar is. Ook is er vaak geen wet die kamperen verbiedt en ten slotte lijkt het of mensen veel minder beschermend over hun land zijn. Zo ken ik verhalen van Nederlanders en Duitsers die de politie bellen als ze een fiets en een tent in het bos zien terwijl in Roemenie boerenkindertjes me een schaal appels kwamen brengen, ik in Georgie bij mensen thuis werd uitgenodigd die me in mijn tentje zagen en in Laos haalden mensen simpelweg hun schouders op.
‘Is wildkamperen niet gevaarlijk dan?’, vragen mensen me vaak. Ik geloof van niet. In 3 jaar bijna fulltime wildkamperen ben ik slechts een paar keer ontdekt en wakker geworden door het zoeklicht van een zaklamp. in Cambodja en Laos was dit meestal door nachtelijke jagers die het weinig kon schelen, in Vietnam een keer door de politie omdat ik blijkbaar naast een communistisch monument stond, waarna ze een gratis hotelovernachting voor me regelden, in Tadzjikistan door soldaten die zich zorgen maakten om mijn veiligheid en slechts een keer door een irritante dronkaard die graag in mijn tent wilde slapen.
Ook gevaren van moeder natuur zijn me grotendeels bespaard gebleven. Ja, ik ben een keer ondergesneeuwd, heb mezelf twee keer moeten evacueren vanwege opkomende vloed en heb een zandstorm, extreme regen en kou moeten doorstaan in mijn tentje. Maar uiteindelijk heb ik alles doorstaan en zijn het nu grappige herinneringen en goede verhalen.
Eigenlijk is het bij wildkamperen je voornaamste zorg dat je niet ontdekt wordt. En erg moeilijk is dat niet. Ik zet mijn tent op als het gaat schemeren en ben rond zonsopkomst vertrokken. Wanneer je met een andere blik naar je omgeving kijkt, zie je vanzelf dat er zelfs in de bewoonde wereld talloze plekken zijn waar niemand komt na zonsondergang. Als je niet te kritisch bent en beseft dat het kamperen vooral praktisch is, wordt het vinden van een plaats steeds makkelijker. Zo zette ik mijn tent al eens op in een Oezbeekse ruïne, in een verlaten schuur in Laos, in een benauwde kuil naast een billboard aan een Chinese snelweg, achter een douanegebouw in Tadzjikistan en op een houten platform naast de weg in Myanmar. Dit zijn niet de meest romantische plekken, maar uiteindelijk is slapen vooral een praktische behoefte. Toch lukt het bijna altijd om een mooi plekje te vinden. Ik zorg er meestal voor dat ik aan het eind van de dag in een niet al te dichtbevolkt gebied ben en slaap af en toe in een waar paradijsje. Deze plekken variëren van het randje van een Cambodjaanse tafelberg, een Mongools bergmeer of de mooiste verlaten zandstranden in Iran, Vietnam en Indonesië.
Het helpt dus vooral om je geen zorgen te maken. Als je weet dat je altijd waar dan ook ter wereld kan slapen en je veilig kan voelen, dan doet dat iets met hoe je naar de wereld kijkt en hoe je jezelf voelt als wereldbewoner. Ik ben niet bang meer voor mensen, voor vreemde plaatsen en culturen en kan me werkelijk thuis en geborgen voelen op een plek waar ik nog nooit ben geweest en waar ik hoogstwaarschijnlijk nooit meer terug ga komen.
Wildkamperen is inmiddels allang geen zoektocht naar vrijheid meer, geen fantasie over nachten onder de sterren in de woestijn of aan een schitterend bergmeer. Het is simpelweg een manier van leven geworden die ervoor zorgde dat ik me thuis voel, waar dan ook ter wereld, en met vertrouwen dat waar ik ook terecht kom, het er goed zal zijn.