We brengen in Taman Negara een bezoek aan de Orang Asli de oerbewoners van het woud.
Deze stammen leven in het oerwoud in hutjes en leven van de natuur. Ze maken vuur met hun handen en rotan en Meranti, jagen elke ochtend om de gezinnen van de stam te voorzien van dagelijks eten. Ze weten heel veel van kruiden en van alles wat in het bos voorhanden is. Zo gebruiken ze bijvoorbeeld lijm van een speciale boom, bamboe voor blaaspijpen, bladeren van de palm als daken voor de huizen, allerlei bladeren, boomschors om geneeskrachtige drankjes van te maken. Er zijn nog ongeveer 60.000 Orang Asli, waarvan ongeveer 60% nog in de jungle leeft en 40% langs de kust.De Orang Asli (Negrito's meestal), die nu in het oerwoud wonen, jagen met blaaspijpen op vogels en aapjes. De blaaspijp is gemaakt van bamboe. Hun pijlen zijn net zo groot als een satéstokje en de punt is ingedoopt in een verdovende vloeistof, die van een bast is gemaakt. Binnen een afstand van 20 meter is een "schot" dodelijk.
Ze hebben veel eerbied voor de geesten van hun voor vaderen. Voor dieren hebben ze veel respect, want een gevangen dier moet zo min mogelijk pijn lijden.Ze blijven op één plek wonen tot er iemand overlijdt. Het stamhoofd kan dan besluiten, dan de stam gaat verhuizen. Een nieuw onderkomen bouwen duurt een halve dag. (bron: malaysiasite)