Kuantan
Zandvlooien, bier en Dierendag
Maleisië. Het jaar is 2000. R. en ik gaan in de provincie Pahang, naar een piepklein dorpje aan de oostkust.
Nog thuis, in de brochure (jawel, we leven nog in het papieren tijdperk) staat het omschreven als een ‘pittoresk klein vissersdorpje met een paar paalwoningen’. Klinkt goed, toch? Enthousiast gaan we naar het reisbureau en laten ons lekker maken door de dame achter de balie. Ik verrek m’n nek om mee te kunnen kijken op het computerscherm en juich als de reserveringen hortend en stotend uit de printer komen rollen. R. trekt zijn portemonnee om de aanbetaling te regelen en ik trek mijn tas tevoorschijn om de papieren in te doen. Eerlijke rolverdeling, haha ;-)
Na maanden voorpret is het zover en als we enigszins brak uit het vliegtuig komen laten we ons meevoeren door de warmte naar een taxi. We kijken onze ogen uit onderweg (na Bali is dit pas onze 2e grote reis, dus we zijn nog jong en onervaren wat dat betreft!), maar naarmate de rit vordert bekruipt me een… laten we zeggen, een tikkeltje bizar gevoel. Als ik niet beter zou weten dan dat de aarde rond is, dan zou ik zeggen dat we hier bijna aan het eind van de wereld zijn…
De paalwoningen zijn nergens te bekennen en de omschrijving van ‘pittoresk’ mogen ze in de brochure gerust aanpassen naar ‘verlaten, in the middle of nowhere en één wegrestaurantje met sfeervolle tl-verlichting’.
Maar, we zijn echte Hollanders en klagen dus niet (oh) en maken er wel wat van, besluiten we dapper.
In het hotelletje kunnen we uitgebreid lunchen. Ze hebben hamburgers met ketchup en patat. En ketchup met patat en hamburgers of… je raadt het al. R. houdt wel van een biertje en bestelt een blikje Carlsberg. Dat is dan 5 dollar. Voor alleen het biertje. Nog nooit in mijn leven heb ik R. tijdens de vakantie zo zuinig zien doen met bier, haha!
Nog niet van deze shock bekomen besluiten we om eerst even een dag of twee bij te komen. Beetje relaxen bij het zwembad, wandelen langs het strand en een boek lezen. Dat laatste gaat prima, maar net als ik verdiept ben in een mega complottheorie van Ludlum schrik ik me helemaal ’t leplazerus.
R. komt terug van het strand en jeukt zich te pletter. Met daarbij het nodige vloekwerk. Zandvlooien! Ha, gelukkig hebben we ’t zwembad dan nog.
Er zijn 2 andere Nederlanders aanwezig en hoe ongelooflijk klein blijkt de wereld weer te zijn, want we hebben deze mensen vorig jaar ook gezien op Bali! We kletsen wat bij, maar m’n boek roept en ik trek me terug in een heel andere wereld.
Na een nachtrust waarbij de regen de warmte tijdelijk verdrijft en tegelijk ook de kamer blank zet (!) lopen we naar beneden voor het ontbijt. Strak in het gelid en wapperend met piepkleine rode capes marcheren de mieren met ons mee. Ze doemen op vanuit het niets maar verdwijnen ook weer net zo gemakkelijk. In de lobby zien we de 2 Hollanders zitten, ze zien er bedrukt uit. Letterlijk en figuurlijk, want de dame heeft waterpokken en omdat dit besmettelijk is mag ze niet met het vliegtuig naar huis, maar ook geen gebruik meer maken van het zwembad.
Omdat wij nu zwembadwater niet meer helemaal vertrouwen en niet in gevecht willen gaan met de zandvlooien pakken we een taxi om ons naar de dichtstbijzijnde stad te laten rijden. De rit duurt aardig lang, een mooie gelegenheid om in gesprek te raken met de chauffeur. We vragen hem ’t hemd van zijn lijf en komen aardig wat te weten over hoe hij leeft, zijn familie en allerlei andere zaken. Het kan natuurlijk niet uitblijven dat hij ons ook dingen gaat vragen en braaf geven we overal antwoord op.
“Zijn jullie getrouwd?”. “Ja. Sinds vorig jaar”.
“Hebben jullie kinderen?”. “Nee. Maar wel een hond waar we stapelgek op zijn”.
Dit is toch niet helemaal hetzelfde, begrijpen we uit zijn reactie.
“Waar is de hond dan nu jullie hier zijn? Op straat?”. “Op straahaat? Neuh, die zit lekker in een pension met leuke verzorgers en andere honden waar ze mee kan spelen”.
Nou wordt mijn antwoord al met de nodige verbazing aangehoord maar, eigenwijs als ik ben, ga ik nog wat dieper op deze materie in.
“In Nederland hebben wij Dierendag”. “Waaat?” “Dierendag. Animal Day”.
Of is het Day of the Animals? Whatever…
“Jahaah, altijd op 4 oktober verwennen we onze dieren dan extra. Met een cadeautje, of een lekker bot en nog meer knuffels dan ze normaal al krijgen”. “Nooo… no, no, no, you make joke! No, hahahaha!
(Ondertussen belanden we bijna met taxi en al in de greppel…).
"Yes? You are really serious?! Aah… ".
De beste man is in shock en zet ons vertwijfeld af in het stadscentrum. Hij rijdt weg en belt waarschijnlijk gelijk zijn vrouw op om te vertellen over die gekke Hollanders en om te vragen wat ze eten vanavond. Als het maar geen hond is...
En vond ik de wereld eerst nog heel klein, nu zijn de opvattingen op alleen al dit ene punt een hele wereld van verschil. Het is een gesprek waar ik later tijdens andere reizen vaak aan terug zal denken, omdat ik me steeds meer realiseer hoe goed (uitzonderingen daargelaten) dieren het hier hebben…