17-20 december: Het wilde zuiden
17-20 december: Het wilde zuiden
Vandaag, 17 december, tweede poging om vanuit Luang Prabang te vliegen naar Pakse. Gisteren is de vlucht met een dag vertraagd vanwege slecht weer in Pakse. Vandaag hebben we meer geluk en brengt ons kleine propellorvliegtuig ons veilig naar Pakse (nog nooit zo'n enge turbulentie ervaren, soms eng!). Eenmaal daar pakken we een (veel te dure) taxi naar de markt vanuit waar (volgens Lonely Planet) bussen vertrekken naar Champasak. De bussen blijken ' local bussen' te zijn, en zijn meer grote tuk-tuks. We worden ' aan boord' geheten in een tuk-tuk waarvan wij in eerste instantie denken: ' daar passen wij nooit in'. Immers, er zitten zeker al tien mensen in (inclusief alle inkopen voor zeker een maand, fruit, groente, rijst, mest en weet ik het wat allemaal (een groot deel op het dak gelukkig). Echter, men is er van overtuigd dat wij er ook nog wel bijpassen en zo gezegd, zo gedaan. Uiteindelijk vertrekken we uit Pakse met maar liefst 17! Man achterin! Een fantastisch avontuur en een geweldig ritje. Wij zijn een ware attractie voor onze (lokale) medereizigers. Op een gegeven moment rijden we een modderig weggetje op en ineens wordt ons gezegd dat we in Champasak zijn. ('echt niet!', denkt Montse, als ze om zich heen kijkt!). Overal vervallen huisjes en het is maar een straat, dat kan toch niet kloppen? Gelukkig gaat Mario gewoon op zijn gevoel af en kijkt verderop de straat in en ziet daar een hotel dat hij uit de gids herkent. Nou stond er wel in de gids dat Champasak klein was, maar zo klein? We hebben de middag doorgebracht met een drankje aan de Mekong en een wandeling door het dorp. Dit voelt nog zo authentiek! Er zijn weinig toeristen en vooral veel locals (kindjes die het leuk vinden te zwaaien) etc. Bij de tempels lopen koeien op het gras, honden en we komen een enorm varken/zwijn tegen bij de ingang van een tempel! Ook wordt door de monnikken doorgegaan met hun leven, lopen zij langs met borden eten en gaan zij de tempels in om te mediteren. Wat is dit mooi! Aangezien er als het donker is, niet meer zoveel te beleven is, besluiten we naar eeen restaurant te gaan om een beetje te poolen en te eten.
De volgende ochtend doen we waar we voor gekomen zijn: Wat Phu, de Angkor-type tempel uit de periode van voor Angkor Wat. De toeristen in Champasak die er al geweest zijn, waren erover te spreken. Zelfs mooier dan 'Angkor Wat' durfde een te beweren. Zo ver gaan wij niet. Het complex was vrij klein maar de details veel fijner dan de My Son ru"ines van vorig jaar bij Hoi An (Vietnam, zie blog van vorig jaar). Het mooie van dit complex was dat, doordat er we er zo vroeg bij waren, we het complex nagenoeg voor ons twee"en (en de gids) hadden. Vooral als we in de ochtend de nevel er nog heerst, geven de foto's een bepaalde mystitiek. Na een heerlijke lunch (we beginnen steeds meer Lao-food te waarderen!) varen we terug naar de saaie maar logistiek-nodige stad Pakse. In plaats van 1 uur met de 'bus' terug te rijden, worden we aanbevolen terug te varen in een houten bootje die er 2 keer zo lang over doet en ruim 2 keer duurder is. Toch is de reis op de wateren van de Mekong fantastsich (wel hoofdpijn na zolang naast de lawaaiereige motor te hebben gezeten).
Na een nacht te hebben geslapen in een beter hotel (11 euro ipv de 5 a 8 van de laatste dagen) huren we een 110 cc-scooter om de kleine loop van de Bolaven Plateau te berijden. Het plateau is een hoger gelegen gebied dat betekent staat om de watervallen, koffieplantages en etnische minderheden. En dat is precies wat we zien. Wat een bevrijdende ervaring om zelf te bepalen hoe je je dag invult, hoe hard je gaat en toch zo veel kilometers te kunnen afleggen (de wegen zijn verrassend goed maar we rijden gemiddeld 35 km/u). We komen langs dorpen waar het zien van falagans voor de allerkleinsten nog iets bijzonnders is en we worden dan ook vaak zeer vreugedevol begroet. Onderweg moeten we honden, koeien, kippen, spookriijders en kinderen ontwijken, wat het rijden extra avontuurlijk maakt. Het is hier allemaal nog zo ruw, nog zo onaangetast. Heerlijk. de watervallen die we zien, zijn van alle soorten en maten: breed maar niet hoog (Tad Champi), hoog maar smal (Tad Fan), iets daartussen (Tad Lo en Tat Yuang -de laatste vonden we ook het mooist) en langgestrekt (Tat Hang). Tad Saulin (vroeger 'Tad Tayteseua') schijnt de allermooiste te zijn, maar omdat we niet de grote loop hebben gedaan, hebben we deze helaas niet kunnen zien. We hebben de kleine loop in dus twee dagen gedaan, wat prima te doen is. We zijn blijven slapen bij supervriendelijke Laotianen waar we ook het goedkoopst tot dusver hebben geslapen (3,70 euro), in het Tad Lo Natuurpark, waar we 's avonds bij een door Catalanen gerunde tent hebben gegeten en in de ochtend een Oostenrijker verse koffie voor ons maalde en inschonk. Ook in andere steden hebben we dat gezien: Europeanen die op zoek zijn naar de ultieme vrijheid, en vergunningloos, belastingloos en regeltjesloos hier een nieuw leven beginnen dooe een tentje op te zetten en wat toeristengeld naar binnen te halen. Ze zeggen dat het leven hier hard is, maar dat ze het niet meer zouden willen verruilen voor dat in Europa. We vinden het vooral erg dapper van ze. Je moet er ook echt de mentaliteit voor hebben. Ergens lijkt ons dat heerlijk, maar vooral ook eng. 'Mr. Koffie', een Nederlandse koffiefanaat die zich hier allang heeft gevestigd, hebben we helaas niet kunnen ontmoeten. We wilden graag zijn verhaal over koffie hier aanhoren. Van een ander Nederlands koppel die hem ook zocht hoorden we dat hij helaas zick was en dus niet bereikbaar. Jammer!