Zuid Laos
Een boosaardige aanwezigheid: nachtelijke ontmoeting met een grote spin
Ken je het gevoel dat je bekeken wordt? Je bent bezig en ineens krijg je het onbehaaglijke gevoel dat er iemand naar je zit te kijken. Je kijkt op, en verdomd, drie meter van je vandaan zit iemand je tamelijk ongegeneerd aan te staren. Je vraagt je af wat je hebt gedaan om die aandacht te verdienen en hoopt dat je niet net uitgebreid in je neus hebt zitten peuteren. En vervolgens voel je je even akelig zelfbewust en opgelaten, en niet helemaal op je gemak.
Dit is het gevoel dat mij bekruipt als ik midden in de nacht in mijn guesthouse op het Zuid-Laotiaanse eiland Don Khong naar de wc ga. Ik word begluurd. En niet zomaar begluurd, maar begluurd door iets uitgesproken boosaardigs, iets wat me zit op te nemen met een jagersblik en duidelijk kwaad in de zin heeft. En om het allemaal nog een beetje erger te maken kan ik niet zien wie of wat het is, want op Don Khong is er na elf uur ’s avonds geen elektriciteit meer. Ik zit dus in het pikkedonker op de wc, in de onbehaaglijke overtuiging dat ik niet alleen in mijn badkamer ben en dat me iets heel onaangenaams te wachten staat. Het is zo’n allesoverheersend gevoel dat ik mijn plas niet afmaak, mijn billen niet afveeg en me in plaats daarvan terughaast naar mijn slaapkamer, waar ik na een beetje rondtasten mijn kaars en lucifers vind.
Als ik met mijn kaars in mijn hand terugloop naar de badkamer, zie ik iets waarvan mijn hart omdraait. Op de vloer, nog geen meter van het toilet, zit een spin. En niet zomaar een spin, maar een groot, harig monster, maatje vogelspin, dat naar de wc toe gekeerd zit en klaar lijkt te zijn voor de aanval. Waarschijnlijk ben ik er tweemaal rakelings langs gelopen; ik had er zo bovenop kunnen stappen. En het mag dan zo zijn dat vogelspinnen in het algemeen banger zijn voor mensen dan mensen voor hen, maar ik ben als de dood voor spinnen (zelfs van kleine Nederlandse spinnen raak ik in paniek) en deze grote spin oogt absoluut niet bang. Hij maakt geen aanstalten om zich uit de voeten te maken. In plaats daarvan blijft hij onverstoorbaar voor het toilet zitten, met een lichaamshouding die lijkt te zeggen: ‘Ga je nog naar de wc of niet?’ En weer heb ik het idee dat de spin de belichaming van het kwaad is en dat ik er beter aan doe uit zijn buurt te blijven.
Ik doe het enige wat me op dat moment te binnen wil schieten. Ik maak mijn kamergenote wakker en vertel haar wat me is overkomen. Mijn kamergenote is zelf ook niet al te dol op spinnen en schrikt behoorlijk als ze bij kaarslicht het monster in onze badkamer ziet. Ze heeft echter wel het lef om de spin tijdelijk onschadelijk te maken, zodat we veilig naar de wc kunnen. Huiverend zet ze een drinkglas over de spin. De spin vindt dat duidelijk niet leuk; hij gaat op zijn achterpoten staan en probeert het glas omver te duwen. Hij is zo groot dat we er niet op durven vertrouwen dat het glas een afdoende barrière vormt. Voor de zekerheid zetten we dus het plastic waterbakje dat Laotianen gebruiken als toiletpapier over het glas, en dan durven we eindelijk naar de wc. Na afloop laten we het bakje en het glas waar ze zijn om te voorkomen dat de spin ’s nachts op speurtocht door onze slaapkamer gaat. En dan gaan we nog nagriezelend terug naar bed.
De volgende ochtend vertellen we aan onze Australische reisgenote wat ons is overkomen. Onze reisgenote blijkt, zoals veel Australiërs, absoluut niet bang te zijn voor spinnen. Ze loopt bijna hoopvol naar onze badkamer en tilt het plastic bakje en het glas op. Dan pakt ze tot ons afgrijzen de spin op (haar gezicht vertrekt niet eens als ze het doet) en zet hem op haar hand, waar hij stilletjes blijft zitten.
‘Een soort huntsman,’ zegt ze met een blik die duidelijk aangeeft dat ze ons een stel onwetende angsthazen vindt. ‘Volslagen onschadelijk.’
En inderdaad, in het heldere ochtendlicht ziet de spin er niet superboosaardig uit. Eng, zeker. Groot en harig, absoluut. Maar ik geloof op dat moment niet dat hij kwaad in de zin heeft. Hij is gewoon een beetje zenuwachtig van alle aandacht en moet waarschijnlijk nog bijkomen van zijn nacht onder het glas.
Toch blijk ik niet de enige te zijn die de spin van kwade plannen verdenkt. Een halfuur nadat mijn Australische reisgenote de spin bij een bosje naast het guesthouse heeft gedeponeerd, hoor ik een enorm geschreeuw in het Laotiaans, gevolgd door iets wat lijkt op harde meppen. Ik kijk op van mijn ontbijt en zie hoe twee medewerksters van het guesthouse onze spin, die wij zo netjes de vrijheid hebben gegeven, met hun slippers staan dood te slaan. Klets-klets-klets, klinkt het, net zo lang tot de spin met al zijn pootjes omhoog ligt, waarna ze hem voor de zekerheid nog een paar klappen geven.
Een paar minuten later vraag ik aan een van de medewerksters van het guesthouse waarom ze de spin heeft doodgeslagen, aangezien dit soort blijkbaar onschadelijk is voor de mens. Ze werpt me een blik toe die nog verachtelijker is dan de blik die mijn Australische reisgenote me eerder die ochtend toewierp. Het is een blik die duidelijk zegt: ‘Stomme buitenlander, je snapt er ook niets van.’
‘Parce qu’ils sont méchants,’ zegt ze.
Inderdaad, ja. Omdat ze boosaardig zijn.
Blijkbaar ben ik niet de enige die ooit in het holst van de nacht door een huntsman is aangestaard.