Naakt in de woestijn van Iran
Naakt in de woestijn van Iran
Ik heb dorst, een enorme dorst. Nog anderhalve liter water is er over van de in totaal 13 liter waar ik twee dagen geleden mee begon. Bijna 200 km heb ik afgelegd door een desolaat landschap van zand en zout. Verfrissend is het water al lang niet meer, aangezien het ruim over de 40 graden is. Mijn kleren zijn stug en wit geworden van het zout dat zich er heeft afgezet door mijn overmatige gezweet. In de verte zie ik de groene waas van de oase waar ik koel vruchtensap en liters frisdrank kan krijgen. Het lijkt zo dichtbij, maar in dit desolate landschap is de menselijke schaal volledig verdwenen. Mijn GPS laat mij weten dat ik nog 40 km moet bikkelen om deze laatste vlakte over te steken. Veertig moeizame kilometers met een hete föhn in mijn gezicht. Ongeveer halverwege staat er een blauwe Saipa pick-up langs de weg, afgeladen met stukken rubber van alle autobanden die hier net zo kapot zijn gegaan als ik. De eigenaar biedt mij een glas koud water aan. En dan nog één. Wat kan koud water lekker zijn! Nog veel lekkerder vind ik de liter vers mangosap die ik achterover giet bij het eerste shopje dat ik in de oase tegenkom. Wat heb ik een dorst. Ondanks de 8 liter die ik per dag drink, blijf ik dorst houden. Na de liter vruchtensap, klok ik zonder problemen anderhalve liter Zam Zam Cola achterover en eet ik een sappige watermeloen. Wat ben ik blij dat reizigers zijn uitgezonderd van de Ramadan, zodat ik zonder gêne kan drinken en eten.
Zoveel dorst had ik in Esfahan nog niet. In Esfahan was ik halverwege mijn tocht door Iran. Opladen na de bergen van Koerdistan en Lorestan. Genieten van één van de mooiste steden ter wereld. De Ramadan is begonnen en dat betekent helaas wel dat het leven overdag voor een groot deel stil ligt. In de bazaar zijn bij de meeste shopjes de rolluiken neergelaten. Een beeld dat over de hele stad hetzelfde is. Gegeten en gedronken wordt er nergens, behalve als ik ergens naar binnen kijk, dan blijkt de Ramadan voor veel jonge mensen weinig waarde te hebben. Heel anders is het op de meest magische plek van de stad: Naghsh- e Jahan, het Plein van de Imam. Het fotografische gouden uurtje is bijna en de gazons op het plein zijn afgeladen met families en groepen vrienden op grote meegebrachte kleden. Grote picknickmanden staan klaar. Op sommige kooktoestellen staat al een ketel water voor de thee te pruttelen. Ik 'doe wat de locals doen' en ga in de rij staan bij één van de restaurants waar dikke, gele soep en Biryani wordt verkocht, de specialiteit van Esfahan. Voorzien van lekkers voor na de zonsondergang ga ik tussen de mensen zitten. Er hangt een serene rust, ondanks de drukte en het geroezemoes van de vele mensen. Het is aangenaam warm en het gouden uurtje kleurt de monumenten rondom het plein in de mooiste pastelkleuren. De muezzin roept op tot het gebed, maar gebeden wordt er niet. Ik probeer te achterhalen wanneer ik mag eten. Ik mis het signaal, maar wanneer ik iedereen bakjes en zakjes zie openen weet ik dat het zo ver is. Na alle kebab geniet ik des te meer van de kruidige en vettige Biryani.
Opgeladen en uitgerust ben ik klaar voor de 900 km die ik door de woestijn moet afleggen om in Mashhad te komen. Ik geniet van de rust en de uitgestrektheid van de woestijn. Het is een grotendeels uniform landschap van zand en zout. Er zijn grillig gevormde rode bergen, maar die vormen de begrenzing van de ene woestijnvlakte naar de andere die trillen in de middaghitte. Kaarsrechte wegen doorkruizen dit landschap. De menselijke schaal is uit dit landschap verdwenen. Zo groots, zo weids. Het is onmogelijk om hier afstanden te schatten. Wegen van 80 km of meer zonder bocht en dan langzaam omhoog. Met de eeuwige tegenwind is het soms een gevecht met m'n malende gedachten. Wervelwinden draaien met tientallen tegelijk over de stoffige vlakte. Allemaal lijken ze dezelfde baan te volgen. Ze maken het geluid van vliegtuigen die overkomen. Verspreid over dit dorre land zijn waterbronnen. Herkenbaar aan de lemen, koepelvormige bebouwing die er dan staat. Dit kunnen eeuwenoude bronnen zijn. De oases aan de rand van de woestijn worden gevoed door permanente waterstroompjes die met kanaaltjes van de bergen naar de oase worden geleid.
Het ultieme gevoel van vrijheid beleef ik in deze woestijn. In een land waar bloot een groot taboe is, geniet ik van het moment dat ik na een lange, hete dag fietsen en zweten mijn fietskleren uit kan doen en een fles water over me heen te gieten. In de eenzaamheid van de woestijn is het daarna niet nodig om schone kleren aan te trekken. 's Ochtends achtervolg ik met mijn camera de kamelen die zich rond mijn kamp hebben verzameld. Mocht er stiekem toch een nomade achter een zandduin hebben gelegen, moet die toch hebben genoten van dat bizarre beeld van die buitenlander in een wit fietspak die zijn kudde kamelen achtervolgt.
Er zijn meerdere woestijnwegen die naar Mashhad leiden. Ik kies voor de rustige, maar ook langere weg. Toeristen zijn hier een zeldzaamheid, een fietser een rariteit. De mensen worden donkerder en slanker. Ik ben op weg naar een regio waar meer spanningen zouden zijn, waar de mensen mogelijk wat minder vriendelijk tegenover buitenlanders zouden staan. Tot dus ver merk ik daar niets van. Net als overal waar ik ben geweest, zijn de mensen open en vriendelijk. Wel zijn ze minder opdringerig dan in het westen. Als ik ergens stil sta word ik met rust gelaten, iets wat ik eerlijk gezegd wel prettig vind na alle gewenste en minder gewenste aandacht die ik inmiddels heb gehad. Het aantal politiecontroles neemt toe. Regelmatig wordt mijn paspoort gevraagd, mijn visa gecontroleerd en mijn gegevens in een mooi boekje genoteerd. Vriendelijk wordt me een goede reis gewenst en worden mijn waterflessen gevuld. Ik hou van Iran.