Samosir (Tuk Tuk)
Samosir (Tuk Tuk)
Vandaag staan er 3 Batak dorpen op het programma waar we met een mooie boottocht naar toe worden gebracht. Oorspronkelijk woonden de Batak in het laagland van de Himalaya en boven Bimra. Ongeveer 1500 jaar geleden werden ze daar verdreven en vestigden ze zich op Sumatra. De Batak trokken vrijwel direct door naar de hoger geleden delen van het eiland, omdat dat landschap het meest weg had van het land van hun voorouders. Ze hadden wel contact met de bevolking van lager gelegen gebieden, waarvan ze o.a. de natte rijstcultuur overnamen. Omstreeks het midden van de 19de eeuw kwamen de Batak onder invloed van de islam (alleen Mandailing Batak) en het christendom (Batak zijn overwegend protestant). Nederlandse en Duitse missionarissen bekeerden de Bakat. Er kwam een einde aan het animisme en kannibalisme. Voor de Batak is de ziel, die ze Tondi noemen, het balangrijkste deel van de mens, dier en plant. Wanneer tondi het lichaam verlaat zal ziekt en rampspoed volgen. Samosir wordt bewoond door de Toba Batak (de grootste en meest pure barakstam). Als eerste varen we naar Ambarita. Er is een stuk Batakdorp nagebouwd met huizen en een marktplein. Er staan 3 verschillende huizen. Eén voor de koning, één voor de meisjes en één voor de jongens. De huizen bestaan uit 3 lagen. De onderste laag is voor de beesten, de 2de om in te wonen en de 3de wordt aan de ene kant gebruikt voor opslag en de andere kant om muziek op te maken. Ook heeft het aan de buitenkant allemaal versieringen in de kleuren, wit, rood en zwart. Wit staat voor de hemel, rood voor het heden (aarde) en zwart voor de onderwereld. Op het marktplein staat naast een levensboom allemaal stenen stoelen en een stenen tafel. Hier werd recht gesproken. Eén stoel heeft armleuningen en is voor de koning. Tegenover de koning is een klein stenen stoeltje en is voor de veroordeelde. Links en rechts van de koning zit de dorpsraad. Indien de veroordeelde is berecht gaat de veroordeelde gevangen onder het huis van de koning en mag de veroordeelde behandeld worden als een beest. Als het dan zo ver is dat de veroordeelde terecht wordt gesteld wordt hij of zij naar een volksplein gebracht waar iedereen naar toe mag komen om te kijken naar de terechtstelling. De veroordeelde heeft alleen een blinddoek om en de geslachtsdelen zijn bedekt. Voor de rest is hij of zij helemaal naakt. De veroordeelde wordt op een offerplaats gelegd waar vervolgens de koning kijkt of de veroordeelde over zwarte magie beschikt door een snee te maken over de borstkast. Als de veroordeelde niet over magie beschikt begint hij of zij te schreeuwen en naar gelang wat hij of zij gedaan heeft wordt hij of zij gestraft. Indien er niet wordt geschreeuwd wordt er nog een snee gemaakt en doet de koning een ceremonie met de magische staf, een boek en de Batak kalender. Vervolgens wordt de veroordeelde naar het volgende offerblok gebracht waar zijn of haar hoofd wordt afgekapt. De romp wordt weer teruggeplaatst op het eerste offerblok. Hier wordt een stukje van het hart of lever afgesneden voor de koning. Hij eet dit op om extra kracht te krijgen. De rest van de romp is voor de plaatselijke bevolking. Degene die een stukje durft op te eten worden zeer gewaardeerd door de koning en mag voor de koning gaan werken. Het hoofd wordt opgehangen in het dorp ten teken wat er met je gebeurd als je iets doet wat niet mag. Het tweede dorp waar we naar toe varen is Simanindo (Huta Bolan). Het is een oud Batak dorp. Huta betekend dorp. Het is een klein plein omgeven door wallen waarop hoge bamboe groeien. De gemeenschap van het dorp bestaat uit drie groepen. Margas: de groep van de stichter van het dorp,
Boru: de groep wiens echtgenotes tot de Margas groep behoren en Hula – Hula: de groep van de vrouw van de stichter. Er is een groep huizen aan de lagere kant van het plein tegenover een hoge berg waar, naar men zegt, de gemeenschappelijke god huist. Het grote huis, Ruma Bolon, is het huis van de koning. Er is nog een rij rijstschuren, Sopos, aan de andere kant. In het midden van het dorp is een Borotan, slachtpaal, die versicrdis met verschillende soorten bladeren en de levensboom, bantan, voorstelt. Hier worden we getrakteerd op een dansvoorstelling. Na de dansvoorstelling varen we met de boot weer terug naar een leuk plekje om te lunchen (Bamboo) We zitten in het cafeetje lekker hoog zodat we een mooi uitzicht hebben over het Tobameer. Na de lunch waren we naar Tomok. In het kleine dorpje Tomok bevindt zich het oude graf van een van de radja’s van Sibutarfamilie. Langs de weg naar het graf staan kraampjes waar Batakvrouwen allerlei Souvenirs verkopen. Batakboeken met het Batakschrift , Batakkalenders en geweven stoffen. Bij de ingang van het graf staat een oude banyanboom. De eilandbewoners beweren dat het oudste graf, het stenen graf met een primitieve buste aan het hoofdeinde, meer dan 350 jaar oud is. Volgens een sage stelt de figuur op het tweede graf een uitverkorene van de koning voor. Zij weigerde echter met hem te trouwen en was voor straf waanzinnig geworden, omdat ze tekort geschoten was in haar plicht als onderdaan. In het derde graf ligt de eerste christen van het eiland. Achter het graven staan een stuk of 12 willekeurig naast elkaar geplaatste door mos overwoekerde beelden. De beelden stellen een hofhouding met muzikanten voor. Inmiddels is het wederom begonnen met regenen en we zijn dan ook blij dat de boot de mogelijk biedt om droog terug te komen bij ons hotel.