KOKEN OP Z’N SUMBANEES
KOKEN OP Z’N SUMBANEES
Koken op z'n Sumbanees
Met het propellervliegtuig naar Sumba en vliegen over Lombok en Sumbawa was al een leuke ervaring. Konden wij weten dat we diezelfde zondag nog rijst zouden stampen voor het avondeten.
Onze reis begon met het ontvangst in Tambolaka. We werden opgewacht door de cameraploeg, waardoor de bevolking moet hebben gedacht dat we celebs uit een vreemd land waren. Na een korte lunch in de ‘stad’, waar de huizen van steen zijn en iedereen aangesloten is op het elektriciteitsnetwerk dat draait op diesel, zijn we naar het dorp Kendautana gereden. We reden flink door, terwijl ik graag bij elke bamboe hut even had willen stoppen voor een foto. Er gebeurde daar zoveel. Kinderen werden in de teil gewassen, er was een offerfeestje langs de weg, grote grafmonumenten naast de voordeur, er werd bestraat en op veranda’s gehangen. Elke hut bracht een nieuwe verrassing en ondertussen trokken we steeds verder richting het westen van Sumba. Tot de weg versperd werd door de inwoners van het dorp Kendautana.
De man vooraan op de foto vraagt namens ons toestemming aan het dorp om binnen te treden. In een dans met veel gegil en uitdagingen blijkt dat we worden toegelaten. Terwijl wij deze hele situatie enthousiast maar enigszins opgelaten aan het filmen waren, zagen we de toeschouwende inwoners juist ons filmen en fotograferen met hun smartphones! Na deze dans werd ons een handgeweven sjaal en een doosje betelnoten aangeboden en werden we verzocht het dorpshuis (ook wel ‘uma pege’ genoemd) te betreden.
Hier kregen we snacks, koffie (half glas suiker, half glas koffiepoeder aangelengd met water) of thee (evenveel suiker) aangeboden om vervolgens weer naar buiten te gaan om naar het offer te gaan kijken dat onze aankomst moest vieren. Ook dit gebeurde in een dansact waarbij een aantal mannen rond het varken liepen en af en toe een speerpunt in het beest staken, onder gejuich van de omstanders. Dit was wel erg zielig, al leek ‘t varken steeds alleen even op te schrikken van de plotselinge steek om vervolgens verder te grazen. Het werd echter wel een steeds onsmakelijker gezicht en het duurde ook vrij lang, waarbij steeds meer bloed uit de gaten gutste (heel zielig, maar voor de mensen hier zijn dieren niks meer dan eten). Ik was echter degene die eerder door mijn poten zakte dan het varken, want ik was langzaam misselijk en licht in mijn hoofd geworden waardoor de wereld toch even uit ging. Ze hebben toen direct het varken weggetrokken om te gaan barbecueën op het houtvuur, en natuurlijk sta ik nu op verschillende smartphone filmpjes van de omstanders, haha.
De mannen gingen mee vlees bakken en alvast meewerken aan het gat in de grond waar de eerste biogas installatie van het dorp moest komen. De vrouwen werden verdeeld over de verschillende mama’s om de rest van het eten voor te bereiden. Ik moest in een hutje gaan zitten met een bakkie maïs. De maïskorrels moesten per ongeveer 4 op een platte steen gelegd worden om vervolgens met een andere steen te worden geplet. Simpel klusje toch? Ondertussen hadden een tiental kinderen zich om de veranda van de hut verzameld en lachten ze mij hard uit omdat ik het tempo van een dode slak had en soms te hard met de steen sloeg. De zevenjarige Johanna kon het in ieder geval een stuk beter. Ze schoof de maïs korrels op de steen terwijl ze met de andere steen in haar hand naar beneden zwaaide, waarbij ze steeds net niet haar eigen vingers raakte. Tak-tak-tak! Ondertussen moest Shally, een van de Indonesische expeditieleden, de rijst uitkleden door het in een houten pot te gieten en daar vervolgens met een lange houten stok in te stampen. Ook zij bakte er niet veel van, waardoor we eigenlijk niet echt iets aan het eten hebben kunnen toevoegen. Johanna en de andere kinderen heb ik wel een beetje Engels kunnen leren zoals : ‘I have 2 eyes, I have 1 nose’, etc. Omgekeerd weet ik nu dat ‘mata ku ada dua’ de vertaling is van ‘ik heb 2 ogen’. Een echte ijsbreker wanneer je in de oncomfortabele situatie zonder vertaler stilzwijgend tegenover een aardige Sumbanees staat.
Omdat ik maïs sloeg met het tempo van de NS, was het al bijna donker. Na het mengen en scheiden van de rijst en maïs ging ik snel de hut in waar al een pan op ‘t vuur stond (lees: mini indoor kampvuurplaats). De heer des huizes kwam een verse kip brengen die ik mocht slachten. Wat mij na de ervaring met het varken niet helemaal een goed idee leek, dus deed hij het zelf. Dit was overigens de laatste kip van de familie. De kip werd met veren en al op het vuur gelegd terwijl het maïs-rijstmengsel in de pan verdween.
Dit alles met behulp van een zaklamp die de mama bij haar hield en een kleine olielamp in huis, waar nauwelijks licht uit kwam. Toen we uiteindelijk klaar waren en de pannen met eten richting de uma pege brachten zagen we een prachtige sterrenlucht, het voordeel van geen elektriciteit hebben.
Voordat we daadwerkelijk aan het eten begonnen werden er eerst nog wat liedjes gezongen en stelde Father Mike, de katholieke pater, zich voor. Het eten, waarbij mannen en vrouwen apart moesten gaan zitten, was ondanks de weinige middelen erg lekker. Voor ons werd het varken en de kip geserveerd, normaal gesproken zouden ze alleen rijst eten. Het vlees is namelijk erg duur.
Na het eten volgde een uitgebreide discussie met Father Mike en de chief van een aansluitend dorp (de chief van Kendautana was ziek) over biogas. Voor wie zich afvraagt hoe die mensen hun mobiel opladen: ze hebben een dieselgenerator die ze kunnen aansluiten op wat stekkerblokken. Dit is opnieuw wel duur, natuurlijk. Wij sliepen deze nacht heerlijk in de uma pege (ook wel het huis van de slimmere genoemd), op een dun matje op de bamboevloer. Om de volgende dag mee te kunnen helpen aan de fundering voor de biogas installatie.