Java
Fooien
Fooien. In de reisverhalen lees je er nooit zo veel over. Te onbelangrijk onderwerp? Misschien, maar onderschat het niet. Het begrip ‘fooi’ is een mooi voorbeeld van een echte win-winsituatie. Tenminste…..soms. En soms ook zeer zeker niet!
Met een fooi voor de local die je koffer draagt, verdient de man er weer wat bij en jij en je vermoeide rug en spieren worden een loodzware klus bespaard.
Maar soms moet je het allemaal zelf doen, zoals in het Amerikaanse motel waar eerst doodleuk wordt verteld dat de lift stuk is (‘Stuk?’ “Al weken meneer” ‘ ’Al weken? Wordt het niet eens tijd voor de monteur?’ “Dat wel meneer, het wordt zeker tijd voor de monteur maar de monteur heeft geen tijd’) en het personeel daarna lijdzaam toekijkt hoe jij aan het puffen en het steunen bent, daar onderaan die lange trap, met twee koffers in je hand en drie tassen om je nek. Je bespaart jezelf een fooi, maar die had je op dat moment best willen geven.
En soms kun je het ook best zelf, maar worden drager en zijn hulp ongewild aan jou gekoppeld. Zoals op het vliegveld in Banjul: koffers verdwenen, grote schrik, wij in paniek zoeken, lachende lokale meneer buiten aan de andere kant van de glazen schuifdeur die vrolijk zwaait: ik heb uw koffer al naar buiten gebracht! Een keer iets gegeven, daarna beslisten we dat wij koffers jatten niet meer gingen belonen. Handen af van andermans spullen.
Fooien zijn soms gebruikelijk, en soms zelf verplicht. Op Sumatra werd je aan het einde van ieder dorp geacht iets in een pot te gooien die midden op de weg stond: voor de nieuwe moskee.Je kon er letterlijk niet om heen. Enkele kilometers later legt een vriendelijke agent uit dat je niet 10 centimeter over de middenstreep mag rijden of dat 30 kilometer ook echt 30 kilometer betekent (Een 30 km bord? Ja zeker, twee kilometer terug, achter dat dicht begroeide struikgewas). En ja, voor zoveel belangeloos onderricht, voor het delen van zoveel kennis en grote inzichten door deze verkeersdeskundige, de toewijding om jou slimmer te maken, daar kan toch niet anders dan een passende vergoeding tegenover staan. Het briefje verdwijnt gedecideerd in de portemonnee achter de foto van vrouw en kinderen.
In Kenia was het altijd een heel gedoe ’s morgens vroeg. Ver vóór zessen werd er al schoorvoetend aan de deur geklopt. Nog niet voor een kwart wakker, deden we de deur voor de helft open en zagen de vragende blik van twee werknemers van het hotel: koffer dragen? Ik wees op alle rondslingerende spullen en de lege koffers, maar dat mocht niet deren. Koffer dragen was koffer dragen. In het uur daarna groeide de menigte werknemers voor de voordeur aan tot zeker tien en op het moment dat wij naar buiten komen volgt een opstootje: tien mensen sprinten op ons af en overlopen ons bijna. Ach, konden we ze alle 10 maar wat geven. Ze verdienen vaak niet meer dan de fooi, en de mogelijkheid tot die fooi doet zich maar een paar keer per dag voor. Maar twee of drie mensen een fooi geven is wat ons betreft toch meestal echt voldoende.
In Myanmar willen wij uit onze auto overstappen op een (privé) boot die ons over de Irrawaddy rivier zal varen naar Bagan. Er staan tientallen verhitte dorpelingen om ons heen. In het pandemonium dat ontstaat, zeg maar: chaos, zeg maar gerust: kleine oorlog, geven wij wat tassen en koffers af die in de boot gezet worden. Als ik vraag wie heeft gedragen (ik heb het niet kunnen zien) gaan er twintig handen omhoog. Tja, die fooi: ik heb maar enkele biljetten los in mijn handen gehouden, die omhoog gestoken en vervolgens waren ze snel verdwenen. Ik hoop dat ieder het zijne of hare heeft gehad!
Op het vliegveld van Sittwe wil een man mijn koffer dragen, die zet hij na een paar meter weer neer. Ze moeten hier verplicht een tijdje blijven staan, zegt de man. En tekent er met krijt op de grond nog een kruis bij, om zijn bewering kracht bij te zetten. Even later komt een andere man, hij zet de koffers weer een paar meter verder (dan kunnen de mensen er beter langs) en wil hiervoor ook weer fooi. Even later bijna weer hetzelfde: ‘de koffer moet naar die streep daar, vijf meter verderop. Ik zal hem dragen’. En dan nog eens. Het is de enige keer dat ik boos ben geworden in dit o zo vriendelijke land met zijn prachtige lieve mensen. Niet dat dat veel zin heeft, men kijkt mij niet begrijpend aan en ik had het ook beter niet kunnen doen natuurlijk. In Azië betekent boos worden: gezichtsverlies.
In Amerika stelt men op de afrekenbon alvast een fooi voor: ‘suggested…zoveel dollar’. Maar men zegt er wel eerlijk bij, dat als dat bedrag je niet bevalt, het ook minder mag zijn. Of meer!! Verregaande efficiëntie, want de meeste klanten hebben geen zin in gedoe en laten het maar zo.
Het allermooiste dat ik me op het gebied van fooien kan herinneren speelde op Oost-Java. Heerlijke lodge, allemaal kleine huisjes, lang pad naar de receptie. Dag van vertrek, ’s morgens vroeg. We doen onze voordeur van het slot en lopen met onze bagage en spullen naar buiten. We verwachten bedienden, maar nee, niets. Dan komen er twee politieagenten aanlopen. Ze hebben staan praten met de mensen van de receptie, waarschijnlijk hebben ze gevraagd wie er vandaag vertrekken. Vriendelijk nemen ze onze bagage van ons over en dragen die naar de parkeerplaats, naar de auto. Het personeel staat er sip bij te kijken. We moeten niet te snel oordelen, zo blijkt. Veel politiemensen krijgen hun salaris niet of nauwelijks of veel te laat uitbetaald. Eigenlijk moeten ze wel op zoek naar bijverdienste. Niet alles is wat het lijkt, zo leren we die dag. We hebben ze maar fooi gegeven. Het personeel trouwens ook.
Reizen, het mooiste daarvan is wel, dat je je blijft verbazen!