Flores
Een gezegende motorrit door Flores
Gezegend voor de rest van de trip. Ik denk dat we dat wel zijn na ons uitstapje met de nonnen. Slechts een lekke band en grote keien en gaten in de weg als obstakels. Meer niet. Verder loopt de motorrit over Flores probleemloos.
We verlaten het armoedige stadje Labuan Bajo en gaan op zoek naar de rijkdom aan natuur die het binnenland van Flores te bieden heeft. Mike met een backpack tussen zijn benen voor op de motor, en ik met een klein rugzakje achterop. “Een lange broek en trui hebben we toch niet nodig he?”, vraag ik me af als we de tassen inpakken. “Welnee, het is hartstikke warm overal”, antwoordt Mike. Dus zitten we ons ’s avonds van de kou te verkleumen in het Oostenrijks uitziende chalet het Rima Hotel in Ruteng. Het is toch wel koud. Want het binnenland van Flores heeft bergen. Dat mag duidelijk zijn.
Als we wegrijden uit Labuan Bajo, heeft ons 125 cc motortje het meteen al zwaar te verduren. Met moeite sputtert hij omhoog. Bijna te steil om met twee personen inclusief bagage boven te komen. Passerende locals bekijken ons en steken wuivend hun hand hoog. Waarschijnlijk zien ze niet veel toeristen op een motor het binnenland verkennen. En dat heeft zo zijn voordelen. Schoolkinderen die achter ons aan rennen en tegen mijn hand aan klappen, met als gevolg dat mijn vingers nog lang na tintelen. Gezichten die vanuit de rijstvelden omhoog steken als wij voorbij rijden. Stoere jochies van zestien die uit nieuwsgierigheid bewust achter ons blijven plakken op hun motor (=irritant). “Hello mister!! Tourissssssssssssss!!!”, roepen zowel kinderen als volwassenen ons na. Including me, mister…
Vergeleken met Bali en Lombok is Flores een enorm eiland. Van oost naar west gerekend 700 kilometer breed. De trajecten die we afleggen zijn qua afstand niet zo groot. Het aantal uren dat we nodig hebben om van a naar b te komen is echter veel groter. Kronkelige steile weggetjes, berg op berg af, zorgen ervoor dat we zeker vijf uur per dag aan het rijden zijn. En daar krijg je harde billen van! Inmiddels ben ik gehard (op mijn billen dan) en zal Mike in Nederland niet zoveel moeite hebben om zijn motorrijbewijs te halen.
Na een koude nacht, ontwaken we in het stinkende hotelhol in Ruteng. Een douche laten we voor gezien, aangezien we liever geen emmertje water dat stinkt naar riool, over ons heen gooien. We rijden verder de bergen in, op naar Bajawa. Vergeleken met Ruteng een vrolijk gekleurd schoon stadje, gelegen in een vallei omringd door vulkanisch gebergte. We verblijven in Hotel Edelweiss, gekozen aan de hand van de goede recensies. Echter, inderdaad echter: Mike wordt wakker met grote rode vlekken op zijn voorhoofd, rug, nek, noem maar op. Ja hoor, waar wij al voor vreesden, blijkt waar: BEDBUGS! Komt uiteraard voor bij de gemiddelde backpacker, maar toch echt niet bij ons… Dus wel! De beestjes hebben een duidelijk spoor achtergelaten op de huid van Mike. Gelukkig vinden ze mijn bloed minder lekker.
Tijd voor wat sightseeing. In Bajawa bezoeken we twee traditionele dorpjes en een hotspring waar we ’s middags geen verkoeling konden vinden in het veertig graden warme water. Een andere ‘must-see’ in Flores zijn de drie gekleurde kratermeren van Kelimutu. Op het moment dat wij er zijn, kleuren twee meren turquoise blauw en een meer zwart. Afhankelijk van het klimaat en de mineralen veranderen de kleuren in de loop van de tijd. De volgende dag rijden we naar Ende om de plaats te zien waar de broer van Mikes oma gewoond heeft als missionaris van 1938 tot 2001 (lees meer in ‘Op de thee bij de nonnen’). Na twee dagen met de nonnen, stappen we weer op de motor en verwachten nu een gezegende rit.
Via Mbay rijden we vanuit Ende door naar Riung in het noorden van Flores. Een weg die bekend staat om zijn slechte staat. Toch riskeren we deze shortcut, we zijn immers gezegend. Na twee uur krijgen we helaas een lekke band. We vinden snel een reparateur in een houten hutje langs een maïsveld. Binnen no-time zijn we omringd door tien kids die nog nooit eerder een blanke hadden gezien. Uiteindelijk komen we toch aan op de plaats van bestemming. Met een vissersman, varen we de volgende ochtend naar het Seventeen Islands marine park. Onbewoonde eilandjes die nog nauwelijks door het toerisme zijn ontdekt. Snorkelen, zonnen in de zinderend hete zon, en schetsen. Dat doe je op een gemiddelde dag op het eiland. In het mangrovebos van het marine park hangen duizenden vleermuizen. Onze kapitein begint als een gek te schreeuwen en te spetteren op het water. Het regent vleermuizenpoep, gelukkig hebben wij een dakje.
Bij elkaar hebben we 1500 kilometer afgelegd, met dus slechts een lekke band. Een motorrit door Flores geeft je veel vrijheden, maar is ook doodvermoeiend. Ik ben blij als we na anderhalve week de motor weer inleveren en we geen kleerscheuren over hebben gehouden aan ons avontuur. Tijd voor twee dagen rust op Seraya Island voordat we via Jakarta doorreizen naar de Philipijnen.