India
Hop off hop on
“We would like to have breakfast, sir” vragen wij aan de man die haastig de keuken uit komt rennen en al even haastig via een andere deur weer probeert te verdwijnen. We hebben een half uur gewacht op ons ontbijt, maar meer dan koude koffie - onmiskenbaar koffie van de vorige dag, dat we tapten uit een apparaat dat wij bij toeval vonden - heeft dat nog niet opgeleverd.
Geïrriteerd blijft hij stilstaan, maar hij reageert niet. “Breakfast” zeggen wij nogmaals, iets langzamer omdat wij er nog wel begrip voor kunnen opbrengen dat niet iedere Indiër even goed Engels spreekt.
Er verschijnt een blik op zijn gezicht, die het midden houdt tussen verzuchting “never a dull moment” en wanhoop “dit is toch echt mijn laatste dag in dit hotel”. Het moet maar eens afgelopen zijn met die domme toeristen en hun onmogelijke vragen. Ontbijten doen we niet in India, dat doen ze thuis maar. We wijzen op onze magen en imiteren op een denkbeeldig bord een boterham. Dat laatste valt overigens nog niet mee.
Hij knikt nauwelijks merkbaar en loopt weg. “With cheese and an egg maybe?”, voegen wij er nog aan toe, maar dat van dat ei klinkt al een stuk onzekerder. Vragen om wonderen doe je niet.
Een half uurtje later komt hij aanlopen met een bordje. Daarop twee voorwerpen, die in de verte aan een vorig leven als toast doen denken. Hard zijn ze zeker, een baksteen zou het niet verbeteren.
We besluiten om ons ontbijtgeluk maar elders te beproeven.
In het dorpje Anjuna, even verderop, is er vanmiddag een hippiemarkt, horen we. Deze markt staat bekend om de goede kwaliteit sieraden, die door Europese hippies vervaardigd zijn. De hippies, we hebben er over gelezen. Goa heeft het aan hen te danken dat het in de vaart der volkeren omhoog is geschoten. Zij “ontdekten” Goa en zetten het als verborgen paradijsje op de kaart. En zoals het met verborgen paradijsjes gaat: de toeristen kwamen met vliegtuigbakken tegelijk en er was al snel weer een paradijs minder. Onze middag staat vast: naar Anjuna.
“Anjuna, flea market” zeggen we tegen de taxichauffeur.
“Ah, flea market, that might be a problem”.
A problem, denken we, natuurlijk. We informeren naar de aard van het probleem, maar de chauffeur rijdt al weg. Al slalommend over Goa’s wegennet komt hij een tijdje later met een antwoord. Het is ongelooflijk druk bij de markt, een complete chaos, zelfs voor Indiase begrippen.
Dat wil wat zeggen, vinden we, maar we kunnen er ons nog niet zoveel bij voorstellen.
Je mag er van de politie niet stoppen, zo maakt hij ons duidelijk. Doorrijden , stoppen verboden, dat levert maar files op.
Dat wordt dus een gevalletje: hop off, hop on, letterlijk.
De chauffeur geeft ons aanwijzingen. Als hij bij de markt komt, geeft hij een teken. Hij zal een beetje vaart minderen, maar niet te veel en niet te lang. Wij springen er simpelweg uit. Easy said, easy done, lijkt zijn blik te zeggen. We maken de afspraak dat hij ons weer komt ophalen, twee uur later, en dat we volgens dezelfde procedure de taxi weer binnen zullen komen.
En zo gebeurt het: wij springen naar buiten, landen verrassend soepel en maken in ons hoofd nog snel een scan van de man en zijn taxi, opdat wij straks alles goed zullen herkennen.
Het is een sfeervolle markt. De oude hippies zijn niet meer zo talrijk, maar ze zijn er nog wel. Ook hun handelswaar is nog niet veranderd. De muziek die er klinkt wel. De hippies, iconen van de jaren zestig, zijn duidelijk meegegaan met hun tijd.
Het is er inderdaad ongelooflijk druk. Van heinde en verre komen handelaren en bezoekers naar de markt. Sieraden, kleden, stenen, kristallen, kleding, wierook, handgemaakte kunstvoorwerpen, eten, ayurvedische dokters, dreadlock makers, piercers, ze zijn er allemaal. Spullen uit Rajasthan, Nepal, Tibet. Het is duidelijk big business.
Een kwartier voor de afgesproken tijd begin ik mijn blik wat zorgelijk op de zeer nabije toekomst te richten. We nemen het scenario zeker drie keer door. Vooral de afstemming over wie waar zal induiken lijkt ons van cruciaal belang. Aan de gevolgen van tegelijk naar dezelfde plek duiken willen wij niet denken.
Het taxibusje kan nu elk moment voorbij komen rijden. Als acteurs staan wij gespannen te wachten op het signaal “action”. Stand-ins zijn jammer genoeg niet beschikbaar….
Het lukt ons wonderwel.
Het busje komt het plein oprijden, wij herkennen hem en tellen af. Drie, twee, één, go! In een flits van een seconde grijpen we naar de al opengeschoven deuren, hebben op goed geluk meteen grip en sprinten enkele passen mee om de snelheid te vergroten, waarna we ons beiden naar binnen slingeren en met een harde plof op de vloer van het busje belanden. De chauffeur geeft geen krimp, maar wel gas.
“Yes, we made it!” roepen we beide opgelucht in koor.
We moeten de triomfantelijke blik hebben van een echtpaar dat zojuist een spelletjesquiz heeft gewonnen: tien minuten rennen, glijden, glibberen, alle vragen juist beantwoorden en dan óók nog raden dat de gloednieuwe auto zich achter deurtje 4 bevindt.
De chauffeur reageert nog altijd niet. Iets minder enthousiast zeggen we: “So. We made it!”.
Dan wil hij weten wat wij dan wel gemaakt hebben.
“This car of course” roepen wij.
Het blijft stil. Hij weet misschien niet alles, hij is maar een eenvoudige hardwerkende chauffeur, maar wat hij wel weet, is dat deze auto in een fabriek gemaakt is, en absoluut niet door ons.
Lang geleden, dat dan wel weer.
Zwijgend slalomt hij verder. Hij weet het nu zeker: het zijn aardige mensen, die Europeanen, hij ziet ze graag komen, maar er zit beslist een steekje aan ze los.
Hij is minimaal de tweede Indiër die dit deze dag gedacht moet hebben.
Onze gedachten zijn op onze beurt bij die gekke Indiërs.
De dag is nog lang niet voorbij.
Het wordt ongetwijfeld weer een mooi dagje India.