De laatste nomaden van China
In Xinjiang, in het afgelegen noordwesten van China, leeft een kleine groep Kazakken nog steeds als nomaden. Onduidelijk is hoelang nog; ook hier dringt de consumptiemaatschappij door. Een reis door dit deel van China blijkt dan ook niet zonder bizarre tegenstellingen. Columbus-schrijver Jona Dekker vertelt.
De Xinjiang Oeigoerse Autonome Regio is de grootste, minst toegankelijke Chinese provincie in het uiterste noordwesten van het land. Het gaat om een gortdroog, uitgestrekt gebied met drie bergketens en twee (semi)woestijnen, waar het laagste punt tweehonderd meter onder zeeniveau ligt en het hoogste punt acht kilometer erboven. We zijn hier uit nieuwsgierigheid naar de Kazakken, een van de laatste nomadische culturen ter wereld. Het leefgebied van de laatste Kazakse herders ligt zó afgelegen – vlakbij het vierlandenpunt waar China, Kazachstan, Rusland en Mongolië elkaar raken – dat we vier dagen moeten vliegen en autorijden om er te komen.
Paardenrennen
Ik heb gelezen dat de kleine groep nog nomadisch levende Kazakken vier keer per jaar zijn witte yurt opbreekt om met zijn kuddes naar een mals stuk grasland te reizen. Dus speuren we op de weg naar Altay, de enige stad van betekenis in het land van de Kazakken, rond naar mannen en vrouwen op paarden met kuddes schapen. We zien vanaf de weg her en der een herder in de verte, al valt door de afstand niet te zien of het Kazakken, Mongolen of Chinezen zijn. En we passeren een groot weiland waar een tiental Kazakse mannen vanaf een hek naar een oefenwedstrijd paardenrennen kijken.
Tienerruiters
De meeste ruiters zijn nog kinderen, maar daardoor niet minder bedreven in wat ze doen. Zonder zadel vliegen ze joelend rond en rond het grasveld. Vrouwen of meisjes zijn er niet bij. ‘Te gevaarlijk’, zegt een jongen van een jaar of tien naast me. Terwijl ik toekijk hoe de paardrijdende jochies hun leven lijken te wagen, vertelt de vijftienjarige Armen – naast me op een bruin paard – dat hij geen herder is omdat hij, anders dan zijn ouders vroeger, wel naar school mag. Toch heeft hij op zijn zesde leren paardrijden. ‘Paarden zijn het allerbelangrijkste in de Kazakse cultuur.’
Kamelenmelk
Wat later stoppen we op goed geluk bij een grote witte nomadentent. De 35-jarige, roodwangige Aysha laat ons naar binnen. Zonder aarzeling, tegelijk beduusd en nieuwsgierig. Haar zoon en dochter kijken ons giechelend aan terwijl ik een beker kamelenmelk – een feestelijk geschenk onder de Kazakken – naar binnen giet. Het valt mee: een boertige variant op karnemelk, met een vleugje dier. Zo smaakt een kameel dus. Ik ben allang blij dat ik niet ben getrakteerd op een stuk schapenbillenvet, dat ook als een verwennerij wordt gezien, met name voor vrouwen.
Nomadentent van binnen
Het interieur van de nomadentent is voor tweederde gevuld met een verhoging waarop kleurige, door Aysha zelf gemaakte traditionele viltkleden liggen uitgespreid. Het is volgens oud gebruik een bank en bed in één: rechts slapen de vrouwen, links de mannen. Maar: buiten de verplaatsbare tent staat ook een stenen huisje. ‘We wonen in onze kigizoy (Kazaks voor yurt), die is lekker koel’, zegt Aysha. ‘Het gebouwtje gebruiken we voor opslag.’ Een beetje teleurgesteld concluderen we: Aysha heeft een stenen schuur en verkoopt tegen de Kazakse tradities in kamelenmelk langs de weg. ‘Mijn tradities? Tja, het belangrijkste is dat ik genoeg geld verdien’, vindt ze. Ze is dus geen échte nomade. Al vraag ik me inmiddels af wat dat eigenlijk is: een ‘echte nomade’...
Dit artikel is geproduceerd door Columbus Travel (© Columbus Travel 2015)