De graslanden van Hongyuan-Ruo'ergai
De graslanden van Hongyuan-Ruo'ergai
Dag 2 van onze reis per auto die we in juli 2010 maakten van Chengdu naar Beijing. Ons doel van vandaag is het plaatsje Tangke, ruim 200 kilometer van Miyaluo en gelegen midden in de graslanden van Hongyuan-Ruo'ergai in het uiterste noorden van de provincie Sichuan.
Buiten is het 15 graden, bewolkt en regenachtig. In het dal hangen lage wolken. We banen ons een weg over de modderige weg, die vol diepe kuilen zit. Soms rolt er een steen naar beneden van de berghelling, ergens schuift wat modder van de helling. Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat modder- en kiezelstromen hier op gezette tijden de weg blokkeren en onbruikbaar maken. De omgeving is onmiskenbaar Tibetaans. Overal wapperen felgekleurde gebedsvlaggen: in strengen vastgemaakt aan de bruggen over de rivier, aan hoge palen die oprijzen vlak bij dorpen en langs lijntjes gespannen vanaf de robuuste, drie verdiepingen hoge huizen. Op de zijkanten van de huizen is met witte verf het Chinese karakter 'shou'(lang leven) geschilderd.
Na een tunnel rijden we in een ander landschap. We komen steeds hoger, er zijn steeds minder bomen en steeds meer gras. Het licht is fel en bovendien is het koud. Bij het plaatsje Shuajing Si - op 3700 meter hoogte - stoppen we voor de lunch. De bewoners van Shuajing Si zijn grotendeels Han-Chinezen. Eigenlijk is dit overal in dit gebied zo: op de hooglanden wonen de Tibetanen en leiden een nomadenbestaan, terwijl in de lagergelegen gebieden Han-Chinezen en Islamitische Hui zich in de stadjes hebben gevestigd en handel drijven.
Shuajing Si is eigenlijk niet meer dan een doorgaande straat met wat winkels, restaurants, een benzinepomp en een aantal woonhuizen omgeven door kale, in wolken gehulde bergen met hier en daar een groepje naaldbomen op de hellingen. Vanuit de schoorsteentjes van de huizen langs de straat kringelt rook omhoog.
Na Shuajing Si rijden we de hooglanden binnen en al snel zitten we boven de 4000 meter. Langs de kant van de weg liggen hoopjes op elkaar gestapelde keien of platte leistenen ingekerfd met Tibetaans-boeddhistische inscripties. Bij een kleine nederzetting runnen wat Tibetanen een aantal winkeltjes. Ze verkopen grote potten yoghurt. In de winkeltjes is de geur van yakboter doordringend aanwezig. In grote, lage schuren worden paddenstoelen verbouwd. Yaks grazen over de met gele en witte bloemen bezaaide graslanden en Tibetaanse nomaden wonen in zwarte tenten die geweven zijn van het haar van de yaks. Vaak staan de tenten in kleine groepjes bij elkaar, sommigen hebben een omheining gebouwd, een enkeling heeft een schotel en elk "erf" wordt bewaakt door op zijn minst één Tibetaanse mastiff, de in China alom gevreesde waakhond.
We rijden door een schitterend, moerasachtig gebied met links van de weg de Gele Rivier. Deze rivier - die hoog in de bergen van de westelijke provincie Qinghai ontspringt - is hier nog helder, geel wordt het water pas duizenden kilometers verder naar het oosten wanneer de rivier zich een weg door het gele stof van het lössgebied baant. Wolken en bergen weerspiegelen in het water van de rivier, het groen van de bergen neigt af en toe een beetje naar blauw, een mager zonnetje schijnt door de wolken heen en yaks waden door het water.
Het is een gebied met een ongerepte schoonheid, maar voor hoelang nog? Nog een jaar misschien en dan is de door de aardbeving verwoeste weg naar Sichuan klaar, de dorpen in Aba weer opgebouwd en gereed om toeristen te ontvangen. Zal het hier dan één groot toeristisch gebied worden met toerbussen vol luidruchtige Chinezen op vakantie, met tentenvakantiedorpen waar toeristen overdag het echte nomadengevoel mogen kopen door een duur ritje te paard over de graslanden te maken en 's avonds de stilte verbroken wordt door luid karaoké-gezang?
Vlak voor Hongyuan passeren we een uitgestrekt militair kamp. Het is een groot vertoon van macht met veel zwaar geschut, vrachtwagens en honderden legertenten. Hongyuan zelf is een wat grotere stad, maar heeft dezelfde wildwest-sfeer als de kleinere nederzettingen die we eerder passeerden. Over de hoofdstraat rijden motoren bestuurd door trotse Tibetanen met loshangende lange haren en gehuld in Tibetaanse mantels, waarvan ze de rechtermouw vaak onder hun arm vastknopen zodat een schouder vrij blijft.
Verderop komt weer een militair voertuig aanrijden. De eigenaar van het bedrijfje waar we de auto een wasbeurt geven, vertelt dat de militairen hier in 2008 zijn gekomen, dat ze over een maand of twee zullen vertrekken en dat ze hier een grote oefening houden. Hij vertelt het met een grote onverschilligheid, alsof de soldaten met hun kamp hem niet aangaan. Maar het kan niet anders dan dat dit militaire machtsvertoon te maken heeft met de grote opstanden die in Tibet en de omliggende Tibetaanse gebieden in mei 2008 uitbraken. Hun aanwezigheid heeft een onmiskenbaar intimiderende uitwerking, in elk geval op mij.
De zon staat al laag aan de hemel als we de graslanden van Hongyuan-Ruo'ergai inrijden, de meest uitgestrekte graslanden van de provincie Sichuan en met een oppervlakte van 30.000 m2 een van de drie grootste wetlands van China. De heuvels kleuren donker, terwijl het licht nog heel scherp is. Voor ons uit doemt een diepgrijze lucht op, die een vals licht geeft aan het groen van de bergen. Er staat een regenboog aan de hemel. De groene bergen, de meren, de wolken die donkere schaduwvlekken op de bergen werpen - het geeft een immens gevoel van weidsheid. Nomaden te paard drijven hun vee naar de beschutting van de tenten. Wat heb je eigenlijk meer nodig dan een tent, eten, een vuurtje en mensen, je honden en vee om je heen om je toch geborgen te voelen in zo'n weids landschap?
Voor mijn gevoel heeft dit gebied niets meer met China te maken, dit is een universum op zich waar de mensen hun eigen gang gaan en hun eigen levens leiden. En vooral waar iedereen een houding heeft van: ik laat jou met rust, laat jij mij met rust?