Ban Lung
Real Cambodja in Banlung part 1
"Follow the women, then it would be allright", zei de man die me na de grens tussen Laos en Cambodja afzette op een markt in Strung Teng. Er waren duizend vrouwen. In de verte stond een vrouw in een geel tweety-vest naar me te lachen. Ik liep naar haar toe en vroeg: "Bus to Banlung?" "No, banana", was haar antwoord. Plots werd ik op m'n schouder getikt: "Come with me". Een netgeklede man bracht me naar een met Cambodjanen volgepropt mini-busje. M'n tas werd op de schoot van een oude meneer gelegd en ik mocht voorin zitten. "Banlung?", vroeg ik. "Yes my family!", riep de chauffeur. Oké dit wordt gegarandeerd een onvergetelijke rit, dacht ik. En dat klopte. Als enige westerling tussen alleen maar locals in een busje valt er ook niets anders te verwachten. Er werd geen Engels gesproken, dus we spraken met onze handen. De skills die ik had opgedaan tijdens het spel Hints kwamen nu goed van pas. Alleen wisten de passagiers niet zo veel van twee lettergrepen en theaters. Gelukkig kreeg ik wel de indruk dat ik hen vermaakte. Als ik mij omdraaide en de auto in keek, zag ik allemaal lachende gezichten. Zelfs de opa met mijn tas op zijn schoot lachte. Tijdens de stop werd mij een stoel aangeboden en probeerden ze uit te leggen wat het grote apparaat dat ze aan de achterkant van de bus hadden vastgeknoopt was. Een of andere chementton.
Eenmaal in Banlung stond het volgende avontuur voor de deur. Toen ik met m'n tas de auto uit rolde, kwamen er onmiddellijk tien mannen met scooters naar me toe om te vragen of ik een lift nodig had, 'Niet bij vreemde mannen achterop springen, Eline' vertelde mijn ouders toen ik jong was. Maar op de een of andere manier voelden de mannen niet als vreemden. Ze voelden als m'n buren, kameraden en nieuwe vrienden. Ik stapte bij een man met een schattig snorretje achterop. Zijn naam was Sat. Sat de scooterman stelde voor om mij de volgende dag naar de watervallen en het kratermeer Yeak Loam (waar volgens de legende een geest leeft) te brengen. Maar bij aankomst in het hotel had Sat onmiddellijk concurrentie. Nob de hotelboy wilde mij ook naar de watervallen en het meer brengen. Nob won de strijd. Hij zette zijn pretogen en goed gefixeerde kapsel in. Daar heb ik nou net een zwak voor.
Achter het hotel zat een leuk hip Cambodjaans restaurant. Ik nam plaats en werd onmiddellijk welkom geheten door drie goed Engelssprekende Cambodjaanse young adults. Ik vroeg hen om de specialiteiten, kreeg een bord beef met gember en rijst voorgeschoteld en smikkelde het op. Voor het toetje liep ik naar de bar waar een Engelse vrouw in een reflecterend geel hesje en een robuuste Belgische man net plaats namen. De Cambodjaanse jongeren schonken goede brandbare shots in. We hadden gesprekken alsof we elkaar al jaren kenden. De Belgische man woonde al 20 jaar in Cambodja. Hij was kok en had een zwak voor Cambodja. Hij besloot om te blijven. Als 'local' kon hij me in details uitleggen hoe het er in deze twintig jaar aan toe ging in Cambodja. Een van de Cambodjaanse boys, Yun, vertelde dat hij met zijn familie naar Frankrijk vluchtte. De avond werd gevuld met indrukwekkende en leerzame verhalen over de koning die het land verliet, de rode khmer die 'opnieuw' wilde beginnen, de mijnen die de Amerikanen achterlieten en de arme onschuldige Cambodjanen die vet de dupe waren. Hels.