Laan van Martelaren
Bakoe,
Azerbeidzjan
Zwarte Januari (Azerbeidzjaans: Qara Yanvar), ook wel het Januaribloedbad (Qanl? Yanvar) genoemd, was een militaire actie van Sovjettroepen in de nacht van 19 op 20 januari 1990 met als doel een anti-Sovjet-opstand in Bakoe te onderdrukken. Het Sovjetleger, bestaand uit 26000 soldaten en vele gepantserde voertuigen, viel de Azerbeidzjaanse hoofdstad toen binnen. De Russische troepen schoten in de mensenmenigte. De slachtoffers waren ongewapende burgers.
De beschietingen duurden in totaal drie dagen. De noodtoestand, die was uitgeroepen door Michail Gorbatsjov, duurde zelfs vier maanden. Volgens officiële bronnen kwamen 137 mensen om het leven (volgens officieuze bronnen 300 tot 800). De slachtoffers werden op 22 januari begraven. Bij de begrafenissen waren meer dan een miljoen mensen aanwezig. De begraafplaats voor de slachtoffers van Zwarte Januari heet de Laan van Martelaren (??hidl?r Xiyaban?).
Zwarte Januari wordt door de Azerbeidzjaanse bevolking als de wedergeboorte van de Azerbeidzjaanse republiek gezien. De gebeurtenis legde het fundament voor een onafhankelijk Azerbeidzjan.
In Azerbeidzjan werd 20 januari tot een officiële rouwdag uitgeroepen. Ieder jaar wordt op deze dag de Laan van Martelaren door tienduizenden mensen bezocht.
Op 27 april 1995 verontschuldigde Michail Gorbatsjov zich in Istanboel voor het oproepen van de noodtoestand in Bakoe: "Het verkondigen van de noodtoestand in Bakoe en het inzetten van het leger was de grootste fout van mijn politieke leven..."