Japans laatste grens
Vraag Japanners naar Hokkaido, het noordelijkste eiland van hun archipel, en ze zullen ongetwijfeld beginnen over het eten en het asfalt. De zeevruchten zijn superieur, zweren ze, de natuur is er wilder en doorsneden door Amerikaans aandoende wegen. Maar Hokkaido is vooral terra incognita, onbekend terrein. Als Japanners dromen van vrijheid, dan dromen ze van een roadtrip op dit eiland.
We zijn vanuit miljoenenstad Sapporo vertrokken, in een hybride auto vol moderne snufjes. Het is prettig toeren langs de wijngaarden van Furano en de rijstvelden bij Biei, maar hoe noordoostelijker we op Hokkaido komen, hoe duidelijker het wordt dat hier een echte man de motorfiets neemt. We zien brave huisvaders en in leer gestoken motorduivels die, als je hun onberispelijke gedrag buiten beschouwing zou laten, gemakkelijk yakuza hadden kunnen zijn. Gangsters. Ze besturen bakbeesten die zijn omgetoverd tot commandocentra, zitten ineengedoken op gestroomlijnde racers of wijdbeens op een Harley. De motoren hangen in de bochten van door berglandschap gevlochten wegen en verdwijnen over liniaalrecht asfalt door coulissen van naaldwouden. Wanneer ik bij een watervalletje een pauzerende motorrijder naar al die motoren vraag, kijkt hij me ongelovig aan.
‘Hokkaido is motorparadijs,’ zegt hij in steenkolenengels. ‘Weet iedereen. Wegen lang. Weinig verkeer. Eindelijk doorrijden.’
Doorrijden? Terwijl vrijwel overal de snelheidslimiet vijftig kilometer of minder bedraagt?
De man steekt een sigaretje op. Een boete neemt een motorrijder toch voor lief? En hoeveel politieagenten heb ik al gezien? Nul, moet ik bekennen. En dat zal de hele week zo blijven.
Lees het volledige artikel in Columbus Magazine Editie 60
Klik om te kijken of de papieren editie of de digitale editie nog beschikbaar is.