Canarische Eilanden - Latin Love
Wie denkt dat de Canarische Eilanden een verlengstuk zijn van Spanje komt bedrogen uit. De Canarios voelen zich meer verwant met Latijns-Amerika dan met het officiële moederland. La Palma en El Hierro, de meest westelijke en ongerepte eilanden, zijn dé springplank geweest overzee. Eerst voor Columbus, daarna voor de locals. En dat is aan alles te merken.
Tekst Karin Anema, Fotografie Tim Johannis
‘Hoe is het met El Indiano?’ vraagt een voorbijganger aan Elias,
een vrolijke dertiger die we bij aankomst op
La Palma hebben ontmoet. ‘Hij bedoelt mijn vader,’ verklaart
hij ons even later. ‘We hebben lang in Venezuela gewoond. De
Palmeros, de inwoners van
La Palma, noemen degenen die terugkomen uit Latijns-Amerika
“Los Indianos??.’ Na twintig jaar in Venezuela te hebben gewoond,
gingen de ouders van Elias, net als vele andere emigranten, terug
naar La Palma. Uit angst voor criminaliteit, uit economische
overwegingen, maar ook doodgewoon uit heimwee. Ze brengen een
stukje Latijns-Amerika met zich mee terug, en dat maakt een trip
naar de eilanden in de Atlantische Oceaan tegelijkertijd een
fascinerende reis door de Nieuwe Wereld. Fotograaf Tim Johannis en
ik gaan op zoek naar die wisselwerking en rijden allereerst naar
Las Bre?as, een verzameling huizen en moestuinen aan de oostkust.
Af en toe springen casas indianos in het oog: grote huizen, geverfd
in geel, rood en groen, met dakterrassen en torentjes. La Palma was
de springplank naar Latijns-Amerika voor Palmeros, die in twee
grote golven in de negentiende eeuw en twintigste eeuw emigreerden.
Degene die naar Cuba gingen, leerden tabak telen. Bij hun terugkeer
naar La Palma begonnen ze in Las Breñas tabaksplantages. Hier
kregen ze het stempel van avonturiers en de geuzennaam Indianos.
Straatnamen als Avenida de los Indianos, Calle Venezuela en Calle
Habana verraden dat veel bewoners overzee zijn geweest. Dat geldt
ook voor Don Antonio, een van de laatste tabakstelers. Zijn
verhalen en kleren ademen de aroma’s van sigaren. Trots wijst hij
op een foto van de Spaanse koning, die hier onlangs een doos
sigaren kocht. Net als Churchill. ‘Een goede sigaar, een lekkere
wijn en goed gezelschap is iets van de koningen,’ concludeert hij.
Antonio is een van de laatste tabaqueros van het eiland. Op zijn
zestiende vertrok hij naar Cuba, maar uiteindelijk kwam hij terug
naar La Palma. ‘Er is geen land zoals mijn eigen land. Het beste
klimaat voor de tabaksteelt vind je hier.’ Hij verbouwt,
fermenteert en prepareert tabak. In een werkplaats rollen
werknemers sigaren. De buitenste bladeren zijn donker en vrij van
scheurtjes, zegt Antonio terwijl hij een kwaliteitsblad tussen zijn
vingers vouwt. De helft van zijn werknemers is Cubaan. Dulce is
daar een van. We kijken toe hoe ze met gom de bladeren vastplakt.
Eenmaal gerold, hakt ze met een mes de punten af. Ten slotte doet
ze die in een sigarenpers die uit Helmond komt. Antonio: ‘Het
mooiste van de tabaksteelt is dat je het met de familie doet. Mijn
kleinzoon neemt het van mij over.’ Jaarlijks hoogtepunt is het
sigarenfeest ‘La fiesta de Los Indianos’, waar de remigranten
gekleed in Cubaanse kleren en met sombreros verschijnen. ‘Die dag
bevestigen we het beeld wat mensen van Indianos hebben: rijk en
machtig. Met goud en hoed en fraaie kleren. Ook al geldt dat
bepaald niet voor iedere remigrant.’
Lees het volledige artikel in Columbus Magazine Editie 35
Klik om te kijken of de papieren editie of de digitale editie nog beschikbaar is.