ABC-Eilanden - ABC voor groentjes
Zon, zee en strand. Een vooral-niet-moeilijk-doen-of-al-te-veel-nadenken-bestemming. Dat beeld had ik van Aruba, Bonaire en Curaçao. Ik zag mezelf dan ook al op een zonnebedje liggen toen de Columbus-redactie me vroeg naar de ABC-eilanden af te reizen. Ik kreeg één bedrieglijk eenvoudige opdracht mee: zoek uit hoe eco(on)vriendelijk ze zijn.
Tekst: Hans Hulst, Fotografie: Ilvy Njiokiktjien
De A van
Aruba
Door een groene bril bekeken, stemt mijn aankomst in
Aruba niet bepaald vrolijk. Langs de weg vanaf het vliegveld in
Oranjestad figureren de overbekende beeldmerken van McDonald’s,
Pizza Hut en Taco Bell en staan overal vrijstaande huisjes met
benzineverslindende pick-ups voor de deur. Aan de horizon steken
toerismefabrieken de lucht in. In de jacht op dollars, lijkt de
Arubaanse regering een duidelijke visie op natuurbescherming en
natuurvriendelijk toerisme te ontberen. Met als gevolg dat de hele
westkust, waar alle befaamde witte zandstranden liggen, is
volgebouwd. Van de Columbus-redactie hebben fotografe Ilvy en ik de
gegevens van Bucuti Beach meegekregen, naar het schijnt een van de
weinige hotels met aandacht voor het milieu en de kwetsbare natuur
op het eiland. We komen net op tijd voor het avondeten aan en
schuiven aan tafel bij assistent-manager Martin Bijl. Terwijl de
zon langzaam wegzakt in zee, vertelt hij in enthousiaste
bewoordingen over de waterzuivering en zonnepanelen van het hotel.
‘We betrekken ook onze gasten erbij’, vervolgt hij. ‘Toeristen
kunnen hun eigen stukje strand ‘adopteren’ en schoonmaken. En ons
personeel ziet erop toe dat de nesten van schildpadden, die ’s
nachts hun eieren begraven op het strand, netjes worden afgezet.’
Waarom die toeristen überhaupt worden toegelaten op zo’n kwetsbaar
stuk strand, blijft in het midden.
De volgende dag houden we het drukke westen voor gezien en rijden
we naar de ruige, rotsachtige oostkust. Het is het oudste, minst
bekende deel van Aruba en stemt de natuurliefhebber gelukkig. In
deze vulkanische wieg van het eiland ligt Nationaal Park Arikok,
dat nog het meeste aan het Amerikaanse wilde westen doet denken.
Cactussen – orgelpijpen en prickly pears – zover het oog reikt. De
rust is overweldigend. Officieel is het sinds 1995 een beschermd
gebied, maar dat betekent niet dat dieren hier niets van mensen te
vrezen hebben. Tijdens een tocht te paard wijst onze gids op een
slang, die even verderop tussen verdorde takken wegkruipt. ‘Dat is
een boa’, merkt hij doodleuk op. ‘Geen inheemse slang, maar
binnengedrongen vanuit Zuid-Amerika.’ Ik bijt op mijn tong terwijl
hij uitlegt dat de wurgslangen een ware plaag vormen. ‘Ze
verslinden alles wat op hun weg komt. Van de regering mogen we ze
doodmaken.’ Ik vraag me af of dit een weloverwogen onderdeel is van
het Arubaanse natuurbeleid, totdat onze gids vertelt dat we na ons
tochtje ook quads kunnen huren om door het park te crossen. Als ik
aan het eind van de dag per ongeluk in een casino verzeild raak,
waar Amerikaanse toeristen als onder hypnose geld in gokkasten
duwen, weet ik dat het tijd is om te vertrekken – het enige groen
wat op dit eiland telt, is het dollarbiljet. Aruba lijkt zichzelf
kwijt te zijn geraakt.
Lees het volledige artikel in Columbus Magazine Editie
19
Klik om te kijken of de papieren
editie of
de digitale
editie nog
beschikbaar is.