Ethiopië, Afrika
In het noorden schudt Ethiopië het beeld van een door hongersnood en oorlog verscheurd land van zich af. De trotse steden Lalibela en Aksum staan volop in bloei. Monniken en pelgrims mengen zich onder gesjeesde topwielrenners en gewiekste handelaren in een eeuwenoud stadslandschap dat nog steeds één groot raadsel is. ‘Soms hoor je het onder je voeten: een geluid dat verraadt dat er ergens een geheime kamer is, een onontdekte tombe, een mysterie.’
Tekst en fotografie: Auke Hulst
De trots van Ethiopië
Het is niet eenvoudig om in Lalibela
te komen. Tijdens de laatste oprispingen van het regenseizoen –
wanneer het Ethiopische hoogland milde Europese temperaturen kent –
hullen de bergtoppen rond het stadje zich in een dikke wolkenjas.
Landen is onmogelijk, zo blijkt – de Fokker 50 die me er zal
brengen, trekt op het laatste moment bruusk op. ‘Eerst maar door
naar Aksum’,
bromt de gezagvoerder. ‘Misschien is het zicht straks beter.’
Anderhalf uur later is het weer inderdaad opgeknapt. Het dal waarin
het vliegveld is gelegen, baadt in weldadig zonlicht. Een
verrassend groen dal, met her en der verspreide plukjes bomen en
tukuls: ronde hutjes van leem en gebladerte. In de berm van de
landingsbaan staat een tweetal gedesinteresseerde geitenhoeders. De
penetrante stank van hoofdstad Addis Ababa is niet meer dan een
onprettige herinnering.
Ethiopië
heeft geen gunstige reputatie. Het land – dat steevast in de
onderste regionen van de Human Development Index bungelt – haalt
enkel het nieuws als er hongersnood heerst, oorlog wordt gevoerd,
of beide. De naam roept beelden op van kinderen met oedeemdikke
buikjes en vliegen in de ooghoeken. Beelden van hitte en stof. Ook
nu is er in het zuidoosten van het land hongersnood – mede het
gevolg van de explosieve situatie in het naburige Somalië. Dit deel
van Ethiopië staat daarentegen volop in bloei. De Ethiopiër is arm,
jazeker, maar ook trots. Op een land dat, Italiaanse aanspraken ten
spijt, in haar lange geschiedenis nooit werd gekoloniseerd. Op
wijlen Haile Selassi, de keizer die als god wordt vereerd door de
Rastafari. Op de onverslaanbare langeafstandslopers. Maar vooral:
op de vele religieuze cultuurschatten.
Dat laatste is wat me naar het noorden heeft gelokt. Tussen de
chaos van modderige straten en gammele bebouwing tref je in
Lalibela
een wonder van menselijk kunnen: het elftal rotskerken dat door
Unesco op de Werelderfgoedlijst is gezet. De middeleeuwse
gebedshuizen zijn niet gebouwd, maar met het bloed van
veertigduizend arbeiders uit de bergwand gehouwen. Niet voor niets
wordt Lalibela het ‘Petra van Afrika’ genoemd. In het noordelijker
gelegen Aksum
vind je de resten van een verdwenen beschaving. De teloorgang van
het gelijknamige koninkrijk markeerde de komst van het christendom
in Ethiopië. Een geloof dat een fikse stempel op de stad en de
regio zou drukken.
Klik om te kijken of de papieren editie of de digitale editie nog beschikbaar is.