Mamirauá, Brazilië
In Mamirauá, een betoverend stuk jungle in het uiterste westen van Brazilië, slaat de bevolking de handen ineen om een einde te maken aan de vernietiging van de Amazone.
Tekst: Mark Mackintosh, Fotografie: Anoek Steketee
Jungle warriors
Het begint al donker te worden in natuurreservaat Mamirauá, in het
hart van de Braziliaanse Amazone,
als de motor van ons bootje ineens stilvalt. We bevinden ons
moederziel alleen op het Lago de Mamirauá, een immens meer waar een
wirwar van rivieren en kreken in uitstroomt. Van alle kanten worden
we omsloten door dichtbegroeide jungle waar, diep verscholen in de
tientallen meters hoge bomen, brulapen hun naam eer aan doen. Een
zwerm papegaaien vliegt luidkrijsend over ons heen. Dan is het
ineens dood- en doodstil. De zon kleurt de hemel zachtgeel en roze,
er waait een verfrissend briesje. Arnaldo, onze gids, heeft de boot
bij een kleine kreek stopgezet en wijst naar een paar nauwlettende
ogen die boven het water uitturen. Een kaaiman. En hij is niet de
enige. Binnen een paar minuten zijn we omsingeld door de beesten,
die na hun nieuwsgierigheid te hebben gestild op hun dooie gemak
verder zwemmen. Met mijn blik volg ik ze naar de andere kant van
het meer, waar het water versmalt en samensmelt met de jungle. Aan
de modderige oever zijn honderden witte egretten neergestreken.
‘Sommige mensen zijn er nog heilig van overtuigd dat er een enorme,
weerzinwekkende slang op de bodem van het meer leeft’, vertelt
Arnaldo. ‘Zelfs in het droge seizoen is het meer maar liefst
veertig meter diep. Diep genoeg om één groot mysterie te
blijven.’
De mythe van de slang gaat terug naar de tijd waarin Mamirauá – en
de gehele Amazone
– in handen was van een klein clubje landheren. Zij kwamen uit
andere delen van Brazilië
of uit het buitenland en vestigden zich in een van de rivierdorpjes
in het gebied. Ze dreven handel met de caboclos, de oorspronkelijke
bewoners die afstamden van Portugese kolonisten en indianen. In
ruil voor hun vissen en huiden van kaaimannen en jaguars ontvingen
de caboclos koffie en suiker en haalden ze zich een boel schulden
op de hals. ‘Mijn vader heeft daar nog onder geleden’, weet
Arnaldo. ‘Generatie op generatie knepen de landheren naast de
dorpelingen ook de natuur uit – de visstand holde achteruit. Begin
jaren tachtig waren alle grote vissoorten – waaronder de
zilverkleurige pirarucú, de grootste zoetwatervis ter wereld –
verdwenen. Ook kampte het gebied met grootschalige ontbossing.
Gelukkig hebben we het tij weten te keren.’
Klik om te kijken of de papieren
editie of
de digitale
editie nog
beschikbaar is.