Venezuela, Zuid-Amerika
Christopher Columbus noemde de majestueuze Orinocodelta en de Caribische kust van de Paria Peninsula in Venezuela een hemel op aarde. Maar weinigen volgden in zijn voetsporen. In het betoverende doolhof van rivieren, dichte jungle en verborgen Caribische baaien wagen zich slechts indianen, smokkelaars en volbloedavonturiers. ‘Dit deel van de wereld kun je het beste zien als een weddenschap die Moeder Natuur met de mens is aangegaan.’
Tekst Auke Hulst, Fotografie Tom van der Leij
‘Cruz, Cruz!’ Christophe Charbonnel gebaart zijn bootsman Cruz de
lange sloep stil te leggen, zijn blik een kruising van spanning en
trots. Hij heeft de boa constrictor eerder gespot dan de
Warao-indiaan, die de Orinocodelta toch zou moet kennen als zijn
broekzak. Cruz stuurt de boot naar de takken die boven het
chocoladebruine water hangen. Papegaaien komen in paren
overgevlogen, in de verte klinkt de roep van brulapen. Charbonnel
reikt in het gebladerte en trekt, met duim en wijsvinger stevig om
de hals, de slang tevoorschijn. Het dier spartelt en een wittige
straal uitwerpselen klatert tegen de metalen bodem van de sloep. De
weeë stank vermengt zich met de geur van zweet en opwinding. ‘Hij
is bang’, zegt Charbonnel, die zelf ook niet zonder angst lijkt. Ik
leg voorzichtig een hand op het gladde lijf. Direct trekken de
spieren zich samen onder mijn vingers. Het is een jong exemplaar,
verre van volgroeid, maar niettemin intimiderend. Charbonnel knikt
en hangt het dier terug in de takken. Met zorg, alsof hij
kerstversiering arrangeert (...)
Lees het volledige artikel in Columbus Magazine Editie 23
Klik om te kijken of de papieren editie of de digitale editie nog beschikbaar is.