IJsland - Een brok energie
IJsland is een ijzig land. De mensen zijn gehard door eeuwen overleven. De natuur verandert permanent door een bizarre combinatie van ijs, sneeuw en gloeiend lava. IJsland is niet gemaakt om al te lichtvaardig door heen te trekken. Door IJsland reizen is bijna een kwestie van overleven. Maar als je even doorzet worden je inspanningen zeker beloond.
Tekst: Arnold van Bruggen, Fotografie: Tim Johannis
Handen tekort bij zeevissen
Vliegen over IJsland is een
hele belevenis. De kleine Fokker 50 snelt van luchtzak naar
luchtzak terwijl niet ver beneden ons de meest verbijsterende
landschappen voorbij trekken. Tussen de rotsmuren van een fjord in
het verre noorden zakt het vliegtuig plots naar beneden. De
landingsstrip is kunstmatig aangelegd in het koude water van de
fjord. Vlak voor het vliegtuig in het water lijkt te duiken remmen
we en keren om. We zijn in Akureyri,
de noordelijke hub en tweede stad van IJsland. Hier
wonen maar 15.000 mensen, wat een idee geeft hoe dunbevolkt IJsland
buiten de hoofdstad Reykjavik
is. Akureyri
is een goed beginpunt om een grote tocht door het woeste
noordoosten van IJsland te beginnen. Maar eerst willen we nog even
de zee op. De economie van IJsland draait voor tachtig procent op
de visexport en wij willen weten hoe dat hier in zijn werk gaat.
Verrekte eenvoudig, blijkt als we bij schipper Sigurður
Kristjansson aan boord stappen. ‘Hier kom je handen tekort bij het
vissen’, zegt hij. Op het sonarscherm van de Haffari,
oceaanvaarder, geven gele vlekjes aan waar de scholen vissen
rondzwemmen. Op zo’n plek leggen we de boot stil en gooien de
hengels uit. Ik heb nog nooit gevist.
In mijn gedachten ben ik bij mijn aas, een mooi zilverkleurig
nepvisje, dat de grote roofvissen op de bodem moet verleiden. Ik
laat het aas dansen en opspringen, dan over de bodem snellen, om
even op adem te komen. Nu moeten ze toch wel happen. Helemaal mis,
knikt Sigurdur afkeurend. ‘Niet zo wild! Het aas en de haken zijn
jouw vingers. Je moet met je vingers over de bodem lopen en ze
uiteindelijk uitnodigend in de mond van de kabeljauw leggen’, zegt
hij. Je ziet het aan zijn bewegingen. De hengel en de draad zijn
allemaal het verlengstuk van zijn wijsvinger. Toch werkt mijn
dansje ook aanstekelijk. Een enorme ruk maakt me wakker uit de
visserstrance waar ik mezelf in had gebracht. En dan is het een
kwestie van rustig omhoog trekken, inhalen en omhoog trekken. Een
zilveren schim komt dan naar de oppervlakte. Ik heb een kabeljauw
gevangen, een fikse. Met medelijden bekijk ik het arme beest. De
haak gaat recht door zijn wang, vlak langs zijn ogen. De visser
weegt hem even in zijn handen en bevrijdt de vis van de haak. Zoals
een sportvisser betaamt, gooit hij de kabeljauw terug, maar er zit
weinig leven meer in. Naar de haaien dan maar. ‘Had je ‘m niet op
willen eten’, vraag ik. ‘Pfoe, ik eet om de dag al vis, dat lijkt
me meer dan genoeg.’ Nog twee kabeljauwen, een wijting en een
scharretje verder vinden we de moordpartij lang genoeg duren. Naar
de kant schipper!
Klik om te kijken of de papieren
editie of
de digitale
editie nog
beschikbaar is.