São Tomé & Príncipe
Ver van het vasteland ligt het op een na kleinste land van Afrika: São Tomé en Príncipe. Twee slaperige groene juwelen die wachten op nieuwe ontdekkers.
Tekst Koen Kleijn, fotografie Tom van der Leij
De bewoners van São Tomé lachen veel. Ze zijn altijd in voor een
geintje. Ze hebben een fijn woord voor hun levensfilosofie:
‘léve-léve’, zoiets als: 'rustig, rustig', easy does it. Het land
is straatarm, zeker, maar de zon schijnt, er zijn overal bananen,
er is vis, er is benzine, er valt altijd wel iets te regelen, toch?
Nationale zanger Calú Menes zingt het, de São Tomézen leven het.
Celcio, de jonge gids in het Nationaal Museum, noemt het een soort
nationaal erfgoed, de psicologia do povo - de ziel van het volk.
Het is, misschien, de nasleep van vier eeuwen slavernij en nog een
eeuw slaafse uitbuiting daarna. De São Tomezen laten zich niet meer
opjagen.
Het eiland São Tomé is mooi. Van bovenaf lijkt het een Indiana
Jones-decor, groen, met damp van watervallen tussen de bomen, en
hoge raadselachtige bergen, de kernen van oude vulkanen. De
hoofdstad - São Tomé - is in een ochtend verkend. Lage gebouwen
langs een ruime baai, palmen, roestende scheepskarkassen in het
water, vissende kinderen. Een klein centrum, met wat 19de-eeuwse
koloniale huizen, een eenvoudige oude kerk, het roze paleis van de
president, twee of drie ooit-moderne bankgebouwen. Twee stampvolle
markten, waar dikke dames hun bananen verkopen, hun tomaten en hun
breadfruit en ook de cóncón, de vliegende vis met zijn (...)
Lees het volledige artikel in Columbus Magazine Editie 28
Klik om te kijken of de papieren editie of de digitale editie nog beschikbaar is.