Column: Matthijs ziet Hawai-shirts image
Mac

Column: Matthijs ziet Hawai-shirts

Columbus-oprichter Matthijs de Groot komt op reis allemaal Hawai-shirts tegen.

Wie ouder is dan dertig kent ’m vast: de plastic zak die je door de brievenbus kreeg om je oude kleding in te doneren voor het goede doel. Tegenwoordig staat er zelfs op bijna elke straathoek een kledingcontainer.

Nu heb ik eens gelezen dat de man achter deze kledinginzameling er multimiljonair mee is geworden. Hij vond namelijk dat arme landen moeten betalen voor de kleding die wij hem gratis hebben gegeven. Dat zou beter voor ze zijn. Miljoenen T-shirts, jassen en spijkerbroeken zijn zo voor een zacht prijsje verkocht aan minder welvarende landen, van Birma tot Mozambique. Ik zie het werk in de inzamelingsfabriek al voor me: even ruiken aan de oksels, maatje L en XL in de bak voor Ghana, maatje S voor Bangladesh. Compleet Afrika en half Azië is zo overspoeld met onze tweedehandsjes. Op de lokale markt liggen hoge stapels kleding voor het uitkiezen, de T-shirts met grappige teksten aan haakjes. Zelfs de goedkope kledingproductie uit China heeft het moeten afleggen tegen dit westers exportproduct.Of dit een goede zaak is? Nee, natuurlijk niet. Oude culturen, waar traditionele kleding onderdeel van uitmaakt, worden zo de nek om gedraaid. Je oude bende ergens dumpen zonder na te denken over de gevolgen is natuurlijk nooit goed, maar waar het me nu even over gaat is de verwarring die het op reis geeft. In de jungle van Birma kwam ik leden van de Shin-stam tegen. De vrouwen staan bekend om hun getatoeëerde gezichten, maar mij vielen ook hun hawaïshirts, de nieuwe mode in het dorp, op. En op de Baganvlakte, waar het ’s ochtends vroeg flink koud kan zijn, was het aantal grof gebreide Noorse truien met rendiermotief niet te tellen. Als reiziger wordt je telkens op het verkeerde been gezet en zie je toeristen waar ze niet zijn. In moeilijk bereikbare bergdorpen in de Golden Triangle dragen de oudere vrouwen traditiegetrouw zwarte kleding (‘zwart van buiten, rein van binnen’ is hun motto), maar ik waande me even in Parijs omdat de jonge generatie flink werk had gemaakt van het uitpluizen van westerse kledingstapels. Als ware catwalkmodellen liepen ze erbij. Eindelijk zijn we dan allemaal, als het op kleding aankomt, wereldburgers en niet meer van elkaar te onderscheiden. Wat ik nu besloten heb om zelf te doen is mijn kleding net zolang te blijven dragen totdat alles letterlijk uit elkaar valt. Net zoals de kleding van locals in arme landen, zoals je die alleen vroeger op reis nog zag.