De Australische Simpson Woestijn is een populaire toeristische trekpleister. Maar vanwege de extreme hitte en de bijbehorende gevaren, is het gebied 's zomers verboden terrein voor bezoekers.

Woestijn des doods
De Simpson woestijn, gelegen in het hart van Australië, beslaat een oppervlakte van ruim vijf keer Nederland. De woestijn is een van de meest fascinerende maar in de zomer ook een van de gevaarlijkste plaatsen op het continent. Het kwik kan dan oplopen tot ver boven de 40 graden. Het zand wordt zo’n 95 graden heet, waardoor je schoenen wegsmelten en je enorme blaren op je voeten krijgt. De afgelopen jaren zijn de woestijnduinen zachter geworden, waardoor bezoekers een groter risico lopen vast te komen zitten in het zand en te bezwijken onder de grote hitte. De woestijn eist ongeveer 40 levens per jaar.

15 liter water per dag
Veel reizigers proberen op eigen houtje onvoorbereid de woestijn over te steken, maar zijn gedwongen om terug te keren. Een bewoner heeft al vaak toeristen met gevaar voor eigen leven gered uit de woestijn. ‘Als je vast komt te zitten in de woestijn ben je nergens. Je kunt je nergens verschuilen tegen de hitte. Toeristen moeten hier 15 liter water per dag drinken. Kom je zonder water te zitten, dan zul je binnen een paar uur sterven.’

De Australische overheid heeft na onderzoek vastgesteld dat de woestijn te gevaarlijk wordt voor toeristen en weigert daarom ’s zomers – van 1december tot 15 maart – de toegang tot het gebied. In de winter vinden er nog wél woestijnexpedities plaats.

Foto: camel sunset door sgtravel.reisreporter.nl