Dit zijn de nieuwste Duitse hotspots van 2020
Van de designs van onze iPhones tot de hoekige kantoorpanden waarin we werken; we zijn omringd door Bauhaus. Toch zullen velen nog nooit van deze invloedrijke designschool, die vooral op architectonisch vlak zijn sporen naliet, hebben gehoord. Wij gingen op Bauhaus-verkenningstocht in het verrassend veelzijdige Noordrijn-Westfalen, en troffen architectonische pareltjes aan op een steen(kool)worp afstand van de grens.
Wat is Bauhaus?
Dit jaar is het precies een eeuw geleden dat de Bauhausschool ten tonele verscheen. Oprichter Walter Gropius creëerde een lesprogramma dat gericht was op het fuseren van beeldende kunst, ambachtelijke techniek en industrie, om zo het hoofd te bieden aan de zielloze producten die en masse werden geproduceerd. De fysieke Bauhaus-school, in het Oost-Duitse Weimar (en later in Dessau en Berlijn), bestond uiteindelijk maar veertien jaar. Maar de ideeën sloegen aan en droegen bij aan een omwenteling in het wereldwijde designdenken.
Hotspot 1: Mies van der Rohe Business Park, Krefeld
Het is gemakkelijk om verknocht te raken aan moderne gebouwen van sterarchitecten Zaha Hadid of Frank Gehry, of je hart te verliezen aan historische gebouwen die de tand des tijds op wonderbaarlijke wijze doorstonden. Voor Bauhaus, zo merk ik, heb je een getrainder oog nodig.
Het is zaterdagochtend. Mijn rug is nog stijf van de autorit, en ik sta samen met fotograaf Jeroen op een business park in een buitenwijk van Krefeld. Mijn ogen zijn gericht op HE-Gebäude, een kantoorpand dat in 1931 werd ontworpen door toenmalige Bauhaus-directeur Ludwig Mies van der Rohe. Aan het eind van de negentiende eeuw was Krefeld een van de rijkste steden van het Duitse Rijk. Zijn welvaart had het te danken aan de zijde-industrie. Toen de concurrentie vanuit Engeland, België en Frankrijk opstak, bedacht men de Verseidag (verenigde zijdeweverij). Het nieuwe Verseidag-complex moest een statement maken, zo vonden de kersverse directeuren. Het tweetal liet zich inspireren door de Berlijnse avant-garde en kwam uit bij Mies van der Rohe, die ‘hot’ was na de oplevering van zijn veelbesproken Barcelona-paviljoen (de ontvangstruimte voor de wereldtentoonstelling in 1929). Mies van der Rohe brak onmiddellijk met de traditie om te bouwen met steen, en bedacht een strak, wit en bovenal uitnodigend gebouw: het huidige HE-Gebäude. Later werd er ook nog een verfloods voor textiel tegenaan gebouwd, te herkennen aan zijn gekartelde dakpartij en slimme lichtinval.
Gids Matthias Berghaus wijst me op de strakke lijnen en de eenvoudige vormen. HE-Gebäude is tachtig jaar oud, maar als ik niet beter zou weten zou ik zweren dat het gloednieuw is. Aan alles is te merken dat Mies van der Rohe zijn tijd ver vooruit was. Zo zijn géén van de tussenwanden in het gebouw dragend, waardoor de vier verdiepingen modulair kunnen worden ingericht. Zelfs over de dakgoten is nagedacht, vertelt Matthias. ‘Als je let op het aantal raampartijen tussen de dakgoten in, herken je een bepaald ritme (een, twee, drie, twee, een).’ Mies van der Rohes ideeën werden uiteraard niet zomaar geaccepteerd. De gemeente Krefeld verzocht hem bijvoorbeeld dringend om een muurtje op te trekken, zodat de moderne huizen die hij elders in de stad had ontworpen aan het zicht werden onttrokken.
De huidige uitbaters van het Mies van der Rohe Business Park denken al even zo vooruitstrevend als Mies van der Rohe zelf. Het complete terrein, dat bestaat uit een ‘witte wereld’ (het Bauhaus-gedeelte) en een ‘stenen wereld’ (industriële bijgebouwen), moet een werk- en leefcampus worden. In de zomer van 2020 zullen diverse horecagelegenheden hun deuren openen. Net als een foodhal en een ginbar in een voormalige watertank. Dit zou zomaar eens dé nieuwe hotspot van de regio kunnen worden.
De 'kartels' op het dak van de Färberei zijn niet alleen voor de sier; de korte zijdes zijn van glas. (Foto: Jeroen Cox)
Hotspot 2: Zollverein, Essen
De teloorgang van de steenkolen- en staalindustrie maakte de weg vrij voor een nieuw begin. Braakliggende terreinen werden omgetoverd tot groene oases, en industrieel erfgoed werd op slimme wijze getransformeerd in bruisende culturele hubs. Tegenwoordig kun je in het Ruhrgebied – een agglomeratie die qua inwoneraantal slechts Londen en Parijs voor zich hoeft te dulden – genieten van liefst tweehonderd musea, tientallen festivals en vele horecagelegenheden. Symbool voor deze ommekeer staat Zollverein, een voormalig industriegebied in Essen dat kan wedijveren met Europa’s grootste cultuurcentra.
Gids Andreas Rickenbrock loopt voor ons uit. Trap of, trap af, voorbij verroeste machines en onder stalen buizen door. In zijn hand draagt hij een grote sleutelbos, waarmee hij toegang krijgt tot ruimtes die voor de meesten off limits zijn. Na een heuse speurtocht belanden we op het dak van de voormalige Kohlenwäsche (steenkoolwasserij), een reusachtig gebouw dat nu onder andere plek biedt aan het imposante Ruhr Museum. Een halve kilometer verderop staat de oude Kokerei (steenkoolkokerij). Het gebied ertussenin is volledig bedekt met boomkruinen. ‘Het bos dat je voor je ziet is het resultaat van dertig jaar niets doen,’ legt Andreas uit. ‘Eerst was dit terrein bezaaid met koolafval en modder, maar in de afgelopen decennia nam de natuur terug wat van haar werd afgenomen.’ Ook de torenhoge heuvels aan de horizon – in feite stapels steen die mee omhoog kwamen tijdens het boren – zijn inmiddels begroeid met een fris laagje groen. De groene omgeving staat in schril contrast met de situatie van tachtig jaar geleden. Andreas: ‘De luchtvervuiling was toentertijd zó extreem dat mijn schoonmoeder in haar jeugd nooit volledig witte sneeuw zag vallen. Elke vlok kleurde zwart van de roet.’
Dat de Bauhaus-architectuur verder rijkt dan rechttoe-rechtaan kantoorpanden en woonhuizen, blijkt wel als we met ons gezicht richting de iconische Doppelbock (de boortoren boven Schacht XII) staan. Architecten Fritz Schupp en Martin Kremmer lieten zich voor hun blokkendoosontwerpen – compleet met horizontale en verticale raampartijen – onmiskenbaar inspireren door Bauhaus. Ook het symmetrie-aspect komt erin terug: de muren van de gebouwen zijn gemaakt van gewapend beton en rode, stalen spanten, met steeds zes meter ertussenin. Andreas: ‘De makers positioneerden de schacht en de afzonderlijke bijgebouwen op dusdanige wijze dat er tussen de gebouwen door altijd een directe kijklijn richting de overige boortorens was.’
Zollverein werd in 2001 toegevoegd aan de werelderfgoedlijst van Unesco, en is een bestemming op zich. Ook als je niet geïnteresseerd bent in architectuur krijg je hier met gemak een dag om. Het veertien vierkante kilometer grote terrein is openbaar. Al zijn een bezoek aan het Ruhr Museum en een rondleiding met een gids absolute aanraders. Heb je nog even? Ga dan naar Museum Folkwang in het centrum van Essen. Tot en met 12 januari geniet je er van de tentoonstelling Bauhaus at Folkwang, met werken van de Hongaarse Bauhaus-docent László Moholy-Nagy.
Het uitzicht vanaf het dak van de Misch Anlage (mixtoren). Dit dak is alléén toegankelijk met een gids. (Foto: Jeroen Cox)
Hotspot 3: Peter-Behrens-Bau, oberhausen
Het imposante Peter-Behrens-Bau in Oberhausen is liefst 86 meter breed en 25 meter hoog. Momenteel wordt deze stenen kolos gebruikt als centraal opslagpunt voor de zes locaties van het Landschaftsverbandes Rheinland (LVR) Museum.
Peter-Behrens-Bau is het grootste Bauhaus-gebouw van het Ruhrgebied en staat in oberhausen. (Foto: Jeroen Cox)
Nog meer Bauhaus
Nog niet uitgekeken op Bauhaus-architectuur? Rijd (of fiets) dan door naar minder bekende bezienswaardigheden als Landhaus Ilse in Burbach of de Bauhaus-wijk Schlieper in Iserlohn. Kijk hier voor een overzicht en extra reisinspiratie.
Hoofdafbeelding: Jeroen Cox