Topblog van de week: opschudding aan de waterkant
Wie dol is op lezen, komt niets te kort in de Columbus-community. Bijna dagelijks plaatsen onze communityleden nieuwe blogs waarin ze de lezer meenemen op reis. Wij kozen het blog van communitylid neretslok als het Topblog van de Week. Hij vertelt over de chaos die ontstaat wanneer hij een groepje arme mensen iets wil geven. Heb jij dit ook wel eens meegemaakt?
Trammelant aan de waterkant. (Foto: communitylid neretslok)
Blog geschreven door communitylid neretslok
We rijden vroeg in de ochtend de chaotische miljoenenstad Mandalay uit. De sfeer verandert van het ene op het andere moment radicaal: we gaan weer een flink stuk terug in de tijd. En vooral: heel veel rust. Landerige dorpen. Krakende en piepende ossenkarren. Vrouwen met manden en bossen hout op het hoofd.
In een klein eenvoudig dorpscafé drinken we iets waarvan we niet weten wat het is, maar dat we tien minuten eerder als koffie hebben besteld. Het is alsof we ons in een scène van een avonturenfilm bevinden, waarin serene rust heerst maar ieder moment iets kan gaan gebeuren. We zijn de enige westerlingen en worden van alle kanten bekeken. Op onze beurt kijken wij onze ogen uit en genieten van deze totaal andere wereld. Mannen in hun wikkelrokken zitten op een laag bankje rond een tafel. Wij zitten aan een andere tafel, ook op lage bankjes. Aan een derde tafel zitten monniken. Zij proberen wat zinnen Engels met ons uit te wisselen maar de conversatie wil niet echt op gang komen. Het geeft niet. Het is hier kijken, en bekeken worden. Kinderen en volwassenen staren ons langdurig aan. Wandelend door het dorp, horen we achter donkere ramen zachte maar hoge kinderstemmetjes: “bye-bye” zeggen ze, maar ze bedoelen: “hello”. Wij zien ze niet, zij zien ons wel.
We rijden verder over het platteland, dat hier ook echt plat is. Als we een studentencampus in the middle of nowhere passeren, vertelt onze chauffeur dat ‘ de regering’ - hij bedoelt het militaire regime – de studenten met opzet ver van de grote stad heeft gehuisvest, omdat ze in de stad toch alleen maar voor onrust zouden kunnen zorgen en andere ongewenste plannen zouden kunnen beramen. Naar de stad lopen, enige tientallen kilometers verderop, is hier geen optie. Zo denkt het regime verdachte sujetten buiten spel te kunnen zetten. Ik denk bij mezelf dat, als je een opstand wilt voorbereiden, je dat ook heel goed op een ver weg gelegen campus kunt doen, maar ja, dit is het regime. Die nemen wel meer gekke en blijkbaar nutteloze, ondoorgrondelijke beslissingen, gevoed door achterdocht en angst.
In Birma werd van oudsher links gereden, daarom zit het stuur bij een aantal auto’s nog altijd rechts. De junta besloot echter in 1970 van de ene op de andere dag het links rijden te veranderen. Het schijnt dat de toenmalige, paranoïde en zeer bijgelovige dictator, generaal Ne Win, door zijn vrouw kreeg ingefluisterd dat het land rechts moest gaan rijden omdat zij had door gekregen dat ‘ het gevaar van links kwam’. De dictator aarzelde geen moment en draaide de boel ingaande de volgende dag om. Het hoeft geen betoog hoeveel chaos er ontstond. In Nederland zouden we over zo’n operatie twintig jaar, dertig werkgroepen en veertig projectplannen doen; hier gebeurt het in de waanzin van de dag meteen.
We zoeven nog steeds met onze auto met een rechts zittend stuur over ’s lands wegen. De benzinetoevoer geschiedt vanuit flessen en jerrycans, die gevuld met benzine, met slangetjes verbonden zijn met de motor. De jerrycans staan gewoon tussen de stoelen. De chauffeur rookt er op zijn gemak een sigaretje bij.
Even buiten de stad Pakkoku stoppen we bij de rivier. Hier ligt onze privéboot, die ons in enkele uren over de brede rivier naar het ongeveer dertig kilometer zuidelijker gelegen Bagan zal varen. Er heerst een gezapige, landerige sfeer als we het smalle weggetje naar de rivieroever oprijden. Niemand te zien. Wat een heerlijke lome rust. Zodra we met onze bagage en spullen uit de auto willen stappen, is er al een heus oploopje. Ineens een kluwen mensen om ons heen.
Waar komen toch altijd al die mensen vandaan? Ga ergens in Afrika wandelen in de natuur, het is rustig, geen mens te zien, je waant je volkomen alleen. Ritsel met een papiertje van een snoepje en er staan twintig, dertig kinderen om je heen. In no time. Hier is het niet anders. Het is duidelijk: toeristen komen hier bijna niet en iedereen wil zijn graantje meepikken uit dit onverwachte maar broodnodige buitenkansje. Want vreemdelingen betekent in veel arme landen geld en spullen. Van oudsher al toen de missionarissen in Afrika – door veel spullen weg te geven – de zieltjes een voor een binnenboord haalden.
Onze tassen worden naar de boot gesjouwd, wel zeven mensen zijn ermee bezig. Dat wil zeggen: zeven dragers (zelfs twee plastic tassen hebben ieder een aparte drager) en een veelvoud hiervan zwermt er om heen, om straks te laten zien dat ze wel degelijk ‘meegeholpen’ hebben. Zelf worden we onmiddellijk ingesloten door vrouwen en kinderen. Wat een ongelofelijke armoede. Gaten en scheuren in hun kleding. Groezelige en gekweld kijkende gezichtjes.
We stappen in het gedrang met moeite in onze boot. Een kordate dame stapt mee de boot in. Zij wil een kleedje ruilen tegen kleding, zegt ze resoluut. We hebben inderdaad uit Nederland kinderkleding meegenomen om weg te geven, dat heeft ze goed gegokt. Ze vraagt om kleertjes voor haar dochter. Voor ons vertrek hebben we al pakketjes kleding samengesteld om weg te geven. We hebben niet veel meer over. We hebben nog kleding over voor een kind van twee, een kind van vier en een kind van negen jaar, zo maken wij duidelijk.
Nu blijken er meer dames interesse te hebben: sterker nog, zij willen allemaal wel zo’n pakketje. Kinderen van twee, vier en negen jaar, die hebben zij ook, gebaren ze heftig. Zelfs het kleine oude vrouwtje van zeker 75 jaar dat niet van mijn zijde wijkt, met een blouse die meer gaten dan stof vertoont, knikt dat ook zij kinderen heeft die aan deze voorwaarden voldoen. In Birma zijn de wonderen de wereld nog niet uit...
Het wordt een pandemonium. Een chaos van woorden en gebaren. Afgezien van de eerste vrouw hebben de andere dames niets aan te bieden om mee te ruilen. Er wordt geduwd, gegraaid, geschreeuwd en getrokken. Als Lione dan maar besluit om de kleding weg te geven, reageert de eerste dame verontwaardigd. Ze vindt het niet eerlijk, zegt ze. De andere dames krijgen het voor niets en zij moet als enige een kleedje afstaan. De kleine dingen tellen hier.
Uiteindelijk besluiten we om maar gewoon uit te delen. We kunnen er door de ontstane opwinding niet meer om heen, willen we ons vege lijf nog redden. De dames zijn dolgelukkig en glimmen van oor tot oor. De eerste dame rent opgetogen de boot af, omdat zij haar kleedje kan houden maar toch een pakketje heeft weten te bemachtigen. Maar hiermee is de rust bepaald nog niet teruggekeerd. Als we – voor de fooi - vragen wie onze drie tassen heeft gedragen (we rekenen de plastic tasjes met water en dergelijke niet mee), gaan zeker twaalf handen omhoog. Kom daar maar eens uit. We zijn dan ook blij, dat we even later varen – het voelt als een narrow escape - en er weer rust is.
De volgende uren genieten we van de stilte op de traag voortkabbelende brede rivier. We doen weer nieuwe energie op om de volgende uitdaging aan te kunnen: Bagan, dat nu in zicht komt. En voor ‘Bagan’ komt een kleine boot met twee vreemdelingen in zicht. Op de kade worden slapende koetsiers en taxichauffeurs wakker. Onder de schaduwrijke bomen luierende mannen en vrouwen staan op. Iedereen neemt snel zijn of haar positie in.
Wij ook. We zijn er helemaal klaar voor.
Ben jij toevallig ook van plan een reis te maken naar Azië? Doe dan inspiratie op in ons boek: Zuidoost-Azië: 15 reizen weg van de massa.