Als piraten op de Seychellen
Als piraten op de Seychellen
Te voet trekken we via een onherbergzaam pad omhoog. We zijn omringd door de contouren van een paradijselijke eiland, waar we steeds de kustlijn volgen die wordt omlijnd door het diepblauwe water. Steeds hoger klimmen we. De vergezichten steeds spectaculairder. Zoals een kind kan fantaseren, stel ik me nu voor dat piratenogen dit in de 17e eeuw ook moeten hebben waargenomen. De piraten waarvan het oncompliceerde leven uit niets meer bestond dan het zoeken naar een goede plek om de zojuist veroverde buit te verbergen op een idyllisch stuk bos voorbij een hagelwit strand. Om vervolgens in de eerste de beste stad aan een haven een fles rum of 3 soldaat te maken.
Maar ik bevind me niet in de 17e eeuw. En ik hoef me geen zorgen te maken over de gevaren die de echte piraten toentertijd moesten trotseren. Giftige slangen, bloeddorstige roofdieren, concurrenten en misschien zelfs erger. Nee, ik maak gewoon een prachtige tocht naar het verborgen strandje Anse Major op het grootste eiland van de Seychellen. Vanaf het begin van het paadje dat soms smal is en soms moeilijk te onderscheiden van de 'berm' volgt nog 2,4 km klimmen en klauteren langs de meest adembenemende route die ik ooit heb gelopen. De Seychellen staan doorgaans bekend als het 'honeymoon island' waar de vele toeristen drie weken plat op het strand liggen. Op dit pad treffen we op de terugweg hooguit een handjevol toeristen. Het is het best bewaarde openbare geheim van deze eilandengroep in de Indische Oceaan.
We zijn vroeg in de ochtend vertrokken. In de hoop dat de zon die tegen het middaguur een verlammende werking op je heeft, zich nog even koest houdt. Maar zelfs op dit vroege uur is het al een zware klus. Het zwarte graniet zoemt van de hitte en trekt via je enkels en kuiten omhoog. Er is weinig schaduw. Het pad wat we volgen kronkelt hoog boven de kustlijn en biedt aan weerszijden alleen ruimte voor wat lage begroeiing. Door struiken, over granietrotsen en bedolven door een eindeloze varieteit aan groentinten lopen we steeds verder van de beschaving en recht op het onbekende af. Als na een uur hiken het kleine strandje Anse Major, wat zich stilhoudt in een beschutte inham van groen begroeid graniet, opdoemt, weet ik dat het de zware benen en het doorweekte t-shirt meer dan waard is.
Het is leeg en verlaten. Een bescheiden strook zand sluit naadloos aan op het heldere water. Naarmate het water verder van de kust verwijderd is, neemt de kleur exponentieel toe totdat het op zo'n 100 meter vanaf het strand zo donkerblauw is dat het lijkt alsof de vloeistof is aangelengd met de inhoud van een gigantische inktpot. Vijf palmbomen hangen over het strandje waar ze de start zijn van de groene heuvels achter zich. Loom wuiven ze in de ochtendbries. Iets verder naar achter bevind zich een zoetwaterpoeltje met water dat uit de bergen naar beneden is gesijpeld en zich nu mondjesmaat vermengd met het zout van de zee.
We nemen een duik in het zoute water, spoelen ons vervolgens af in de zoetwaterbron, hangen onze doorweekte kleding te drogen en om het plaatje compleet te maken gaan we op zoek naar een kokosnoot om het water te drinken en het vruchtvlees op te eten. Pas als het gerinkel van flesjes cola de komst van de volgende toeristen aankondigt, besef ik opnieuw dat dit niet de 17e eeuw is.