Centraal Namibie
De Skeleton Coast
Het is tussen juni en september moeilijk voor te stellen dat Swakopmund bij de Namibiërs een populaire badplaats is. De temperatuur schommelt er dan tussen 10 en 15°C en het stadje is de meeste dagen in een dikke mist gehuld. In de zomermaanden december en januari, als de hitte in de binnenlanden ondragelijk is, transformeert Swakopmund zich tot badplaats. Overigens nodigt de zee ook gedurende deze periode niet uit tot een bad. De Bengualenstroom voert namelijk ijskoud water aan van de Zuidpool.
Even ten noorden van Swakopmund begint de Skeleton coast.
Door de mist, de sterke onderstroom en de sterke landinwaarts waaiende zuidwesten wind gingen vele schepen hier ten onder. De opvaarders die levend de kust wisten te bereiken, was ook geen lang leven beschoren. Door het ontbreken van zoet water in de eindeloze droge, vlakke zandwoestijn hadden zei slechts enkele uren of dagen te gaan.
De kust ligt dan ook bezaaid met beenderen en hier en daar kun je een menselijke schedel terugvinden.
Ook in deze moderne tijd gebeuren er nog van deze rampen.
Zo’n 35 km ten noorden van Swakopmund hebben wij en nog enkele andere ramptoeristen staan kijken naar het wrak van een Indisch vissersschip. Door verkeerde zuinigheid en de sterke onderstroom, is het schip een klein jaar geleden, op nog geen 25 meter van het strand, vastgelopen. Maar ik neem aan dat deze opvarenden het wel overleefd hebben.
De honderden kilometers lange verlaten kustlijn is een paradijs voor vissers. Het hoge stikstofgehalte van de koude Bengualenstroom, zorgt voor een enorme rijkdom aan plankton en sardientjes en andere vissen.
Wij ontmoetten 2 vissers uit Windhoek, die in korte tijd al twee Galjoenvissen gevangen hadden en terwijl wij erbij waren, hun derde uit het water visten. Maar niet alleen voor deze vissers zijn de omstandigheden ideaal. De honderden kilometers kustlijn worden bevolkt door massale robbenkolonies. De meesten echter zitten in het diamantgebied, waar wij niet mogen komen. Wij bezochten de kolonie van Cape Cross.
Bij deze kaap zette de Portugese zeevaarder Diego Câo in 1546 als eerste Europeaan voet op Namibische bodem. Hij richtte hier een kruis op ter ere van de Portugese koning. In het Cape Cross Seal Reserve rond deze kaap bevindt zich een zeehondenkolonie met naar schatting 80.000 tot 100.000 dieren.
Zover we kunnen kijken ligt de kust vol met zeehonden. Het geluid dat de hele kolonie maakt is overweldigend net als trouwens de stank van de ontlasting van deze dieren. Na een paar minuten zijn we hier echter aan gewend en genieten volop van de 'Seals'. Het is nog wat vroeg, maar we zijn al getuigen van enkele imposante bulls die hier meestal alleen in oktober voor langere tijd,vin aan wal zetten. Normaal weegt een mannetje zo’n 190 kg. Maar nu, in het begin van het broedseizoen, kunnen ze door de enorme voedselrijkdom, wel tot 360 kg zwaar zijn. Bijna de helft van dat gewicht raken ze in de komende zes weken weer kwijt door het creëren en verdedigen van hun eigen territorium en door het bevruchten van hun harem van tussen de 5 en 25 dames. Poeh, zou willen dat afvallen bij mij ook zo succesvol werkt. Ga dus de kunst goed afkijken!
De bevallige haremdames wegen gemiddeld zo’n 75 kg. De in verwachting zijnde vrouwtjes worden in dezelfde week dat ze bevallen van hun pup weer bevrucht door de bull. Ik moet er niet aan denken!
Zij eigenlijk ook niet, dus hebben ze een ingenieus systeem. Ze weten de groei van het embryo zo’n drie/vier maanden tegen te houden, hun zwangerschap duurt acht maanden dus in oktober van het volgende jaar begint alles weer van voren af aan.
In de eerste geboorteweek kweken de moeders een hele sterke band met hun nieuwe jong en gaan vervolgens in zee. Zij blijven soms dagen weg om te fourageren en komen dan weer terug naar de kindercrèche om hun jong te roepen en te voeren. Dat patroon herhaalt zich. De jongen worden bijna een jaar gezoogd. Na 4-5 maanden verandert hun pikzwarte huid in een grijzere huid en eten ze al wat vast voedsel dat ze zelf vangen in de ondiepe wateren (kleine visjes en schaaldieren). Vanaf een maand of zeven blijven ze zelf al meerdere dagen in zee.
Het sterftecijfer onder de jonggeborenen bedraagt zo’n 28%. Het grootste gevaar schuilt in de eerste levensweken. Oorzaken van de sterfte zijn: vroeggeboorten, verwondingen doordat ze simpelweg onder de vin gelopen worden, verdrinking of verhongering als de moeder niet terugkomt uit zee. Jakhalzen en strandwolven zijn verantwoordelijk voor een kwart van de doden. Ook hier ligt de kust dus letterlijk vol met lijken. Ik zie heel wat kleine robresten liggen.
Maar afgezien van deze natuurlijke oorzaken is de mens verantwoordelijk voor een nog groter sterftecijfer. De vissers voelen zich bedreigd door de robben.
Zij zijn bang dat de robben te veel vis consumeren. Gemiddeld eet een rob 8% van zijn lichaamsgewicht per dag. Tja, en met zo’n kleine 100.000 lichamen…
Maar bovendien roven zei ook vis uit de netten van de vissers en beschadigen die netten daarmee. Zo’n 50.000 dieren worden per jaar afgeslacht (over de hele populatie van zo’n miljoen exemplaren). Hun knoken worden tot beendermeel vermalen, de vachten zijn nog steeds erg in trek en ook de gewonnen olie, die wordt gebruikt in de parfumindustrie.
Op onze terugweg naar Swakopmund staan we nog even stil bij een doorgeroest skelet van een gestrande auto alvorens de Skeleton Coast te laten voor wat het is: waanzinnig lang, verlaten en beknookt.