Tanger
Hap, slik... en sjoekran!
“Es-salam alaykoem!”
“Aleikum salam”.
“Parlez-vous Français?”
“Nope.”
“Oh. Euh… what you looking for?”
Nou, een wc zou fijn zijn. Met een zacht kleedje op de grond, kraakvers toiletpapier met zo’n schattig (ik noem geen merk) hondje erop, licht geurende zeep en een schone handdoek om m’n handjes aan af te drogen.
“The toilet, please.”
Ah. Problem. “One minute, yes?”
Een kast gaat open. Emmer eruit. Dweil eruit. Dit zou me al moeten wegjagen maar ik moet zo verdomde nodig plassen van al die verse muntthee…
De deur van het toilet gaat op een kier en de dweil wordt naar binnen gewurmd. De deur staat precies zo dat het zicht op de ruimte erachter me nog wordt ontnomen.
“Yes, finish. You very carefully, yes? Cause is wet”.
Sesam open u en tadaah, zie daar het plaswalhalla van de vrouwelijke toerist in Marokko. Ai. Geen toilet. Geen lekkere luchtjes. Geen handdoek. Maar wel een gat in de grond. Dat wordt een gevalletje door de knietjes, broek veilig stellen, niet spetteren en ook de smerige muren niet aanraken voor wat steun. Verstand op nul en vooral niet teveel om me heen kijken naar de ranzige ruimte, het gootsteentje dat nog aan een enkele schroef in de muur vastzit en wat je wel kunt gebruiken maar het water loopt er van onderen dan direct weer uit.
Na eindeloos hurken, zachtjes plassen en wat schudden en nawiebelen (er is namelijk ook geen papier) is het gelukt. Jippie! Ik kom voorzichtig omhoog en hijs m’n broek van m’n enkels. Zo blij ben ik dat ik een diepe zucht slaak. Bij het inademen daarvan gebeurt het. Ik adem zo hard in dat er pardoes een dikke, behaarde bromvlieg naar binnen komt. Rechtstreeks in mijn keel en gelijk zo diep dat ik slechts één ding nog kan doen. Slik…
Kokhalzend sta ik daar. Hoestend en met een rood aangelopen gezicht doe ik de deur open.
“Minfadlak” . Alsjeblieft. De beste man staat me klem achter de deur op te wachten met twee papieren zakdoekjes in zijn uitgestoken hand. Erg aardig. Of het handig is dit na afloop aan me te geven weet ik nog niet. Ik neem ze aan en verlaat het restaurant dat vol zit met mannen. Het terras trouwens ook. De mijne zit er braaf op me te wachten en kijkt me dan raar aan.
Alsof ik al jaren rook als een ketter sta ik te hoesten en te rochelen want ik voel die vlieg nog steeds in mijn keel brommen. Met horten en stoten vertel ik het verhaal. En zeg en passant (oeps, daar komt Frans toch nog even om ’t hoekje gluren) dat hij het niet moet wagen om te gaan lachen. Het dreigement maakt niet veel indruk.
Met onze twee tickets gaan we met z’n drietjes, hopelijk zonder nog meer gevleugelde verstekelingen, aan boord van de boot naar Tarifa, om onze rondreis door Andalusië te vervolgen. Dit was slechts even een tweedaags uitstapje naar een ander continent. Een andere cultuur, van cerveza naar muntthee. Een kleurrijke smeltkroes die erom vraagt een keer beter en langer te komen bekijken. Het smaakt zeker naar meer. Of zou dat dan toch die…