De tanneries van Fes.
De tanneries van Fes.
Khaled is 24 jaar. Zijn gezicht is ruw, met hier en daar en litteken. Daarbij mist hij een aantal tanden. Naast Arabisch spreekt hij een klein beetje Frans en wat ingestudeerde woorden Engels. Sinds zijn 14de werkt hij in de ‘tanneries’ van Fes, de plek waar verse dierenhuiden worden verzameld, om deze te prepareren, om vervolgens geverfd te worden in de meest uiteenlopende kleuren. De onbeschrijfelijk onaangename geur die opstijgt uit de verfpitten, ruikt hij niet meer. ‘The smell is that of pigeonshit’, weet hij me te vertellen. Deze duivenstront wordt gebruikt in het proces om de huiden te prepareren op het kleuren. Khaled is mijn gids deze ochtend, alhoewel hij zichzelf liever niet zo noemt. ‘Je suis un guardian’, oftewel de bewaker van de tanneries. Hoe dan ook, Khaled wil natuurlijk wel wat geld zien voor zijn rondleiding door de werkplaatsen.
Zodra ik de tanneries binnenloopt, na eerst verdwaald te zijn geraakt in de smalle steegjes van de medina, komt de geur van de verfbaden me in een heftige snelheid tegemoet. Deze geur is zodanig penetrant, dat mijn neus moeite heeft met het zich aanpassen hieraan en de fase van gewenning laat op zich wachten. Het enige wat de geur enigszins wegneemt, is het ademen via een klein bosje muntbladeren. De weg naar de daadwerkelijke verfbaden gaat langs smalle, aflopende steile paden, waarlangs afvoerkanalen zijn gemaakt. Door deze kanalen lopen de afvalstoffen van de ververij, liggen afgerukte stukken dierenvacht, en onaangenaam uitziende stukken vlees. Een fraai gezicht is het niet.
Allereerst brengt Khaled me naar een kleine werkplaats, waar naast een 5 tal oudere mannen werken, ook een uiterst jong uitziende jongen werkt. Omdat de werknemers worden uitbetaald per stuk leer wat zij hebben bewerkt, worden er nog wel eens wat familieleden opgetrommeld om de mankracht wat op te voeren, vertelt hij me. Leeftijd is daarbij onbelangrijk, uiteraard. Khaled begeleid me naar het dak van de ververij waar we uitzicht hebben op zowel de kleine als de grotere werkplaats. De geur die opstijgt is bedwelmend, maar zo ook het uitzicht. Het panorama op de grote werkplaats is onbeschrijfelijk mooi, met haar tientallen ronde verfbaden in de meest prachtige kleuren, afstekend tegen de somber afgebladderde verf op de omringende huizen, de uitgestrekte bergen van Fes op de achtergrond.
De duur van het hele proces om een stuk leer te verven is afhankelijk van het seizoen. In de winter neemt het hele proces van ongeprepareerde huid tot volledig geverfd zo een twee weken in beslag. In de zomer werken de bacteriën door de hoge temperatuur in de verfpitten op dubbele snelheid en neemt dus ook de procesduur met de helft af. In een week tijd heb je een kant en klaar stukje leer. Na het verfbad worden de geverfde huiden als laatste fase in de omringende huizen te drogen gehangen. Tenslotte komen de ambachtslieden naar de tanneries om de stukken leer te kopen om hier hun producten van te maken en vervolgens te verkopen in hun winkel in de medina.
Het werken in de tanneries is een intens zwaar beroep. De werkmannen zitten dagen achtereen in de verfbaden, de loodzware huiden worden in de baden gelegd, om er na verloop van tijd weer uitgevisd te worden door zelf met het onderlijf in de verfpitten te gaan hangen. De taaie huiden moeten met de hand gesneden worden, vervoerd worden naar de andere werkplaatsen, naar de huizen gesleept worden om te drogen gehangen te worden. Sommige huiden moeten met de hand geverfd worden, omdat er kleurstoffen bestaan die te duur zijn om een heel verfbad voor te prepareren. Saffraan is zo een kostbare kleurstof.
Het werken in de tanneries is zoals het leven voor vele Marokkanen is. Loodzwaar. Maar omdat werk in Marokko niet voor het oprapen ligt, nemen sommigen genoegen met de fysieke lasten die het werken in de ververij met zich meebrengt.
Het aanzicht van de tanneries van Fes is ongetwijfeld een onvergetelijke. Maar daarbij ook een confronterende.