Live from Timboektoe
Live from Timboektoe
Een emmer water met een leeg blik erin landt met een zachte plof op de grond. Met een nonchalant gebaar wijst Ali’s moeder op het gat in de kleine verhoging: ‘douche’ en op een buisje, die via de buitenmuur het huis verlaat: ‘toilet’. Mijn slaperige hoofd knikt bevestigend.
Eenmaal alleen vraag ik me vertwijfeld af hoe ze hier naar het toilet gaan. In dat buisje mikken zal met plassen nog wel lukken, maar de grote boodschap? Hoe doen ze dat? De komende dagen zal ik hoogstpersoonlijk de hoteltoiletten op gebruiksvriendelijkheid testen. Probleem opgelost!
Nieuwsgierige broertjes en zusjes van Ali wekken me om zich voor te stellen. Ik geef het voornemen even te slapen op en neem in plaats daarvan mijn actiepuntenlijst door: musea, manuscriptbibliotheken, hotels, restaurants, moskeeën, door de stad en over markten slenteren, met Helga een kamelentocht maken en het project van Stichting Matimba bezoeken...
Ruimhartig sta ik de mij aangeboden kamer zonder ventilatie na een uur weer af aan de zonen des huizes, die dankbaar mijn tent op het dakterras zetten tussen de uitwerpselen van de vele tientallen duiven van vaderlief.
Vanachter kleurrijke tulbanden kijken vele paren ogen me aan. Mijn komen en gaan door de rustige zanderige straten wordt bij gebrek aan andere bezigheden door menigeen nauwlettend in de gaten gehouden en regelmatig word ik aangesproken. De een heeft me eerder gezien, de ander informeert naar Ibrahim en weer een ander vraagt of ik hulp nodig heb.
Zijn dit nou die bandieten, die eropuit zijn me te kidnappen? Boosaardige mannen met wrede plannen, belust op losgeld? Dan laten ze wel heel veel kansen onbenut.
En een alarmbelletje rinkelt er ook nog steeds niet!
‘Het valt niet mee om moed te vinden om de winkel netjes te houden als er dagen achter elkaar niemand binnenkomt', verzucht de jonge eigenaar van een grote souvenirwinkel. Een paar dagen geleden zijn ze hoopvol weer aan het poetsen geslagen. De ene helft van de winkel glimt, de andere helft ligt nog onder een dikke laag stof. Spontaan geeft hij me een cadeautje, blij met het gesprekje.
‘Abdulayeh, waar eet de lokale bevolking?’, vraag ik als ik op een middag rond lunchtijd met hem door de stad loop.
Hij begint uit te wijden over de restaurants waar de toeristen heengaan.
‘Nee’, zeg ik lachend ‘ik wil graag eten, waar je zelf heen zou gaan.’
Met een blije grijns op zijn gezicht neemt hij me mee naar een achter een gordijn verscholen restaurantje, boven de grote markt.
‘Weet je het wel zeker?’, vraagt hij bij het naar binnen gaan ‘hier komen geen blanken hoor, er is alleen Malinees eten.’
Heel zeker!
Spontaan belt hij daarna zijn vrouw met het verzoek die avond Timboektoe’s specialiteit, toukassou, in een vegetarische variant te maken. Ik eet mijn vingers er bijna letterlijk bij op en geniet van de heerlijke maaltijd en de warme gastvrijheid.
Als Touareg Aboye me de volgende dag in de stad aanspreekt en uitnodigt bij zijn familie thee te gaan drinken, hoef ik er niet eens over na te denken: leuk!
‘Blijf hier staan!’, roept hij me toe, terwijl hij wegrent, mij verbouwereerd achterlatend.
Trots komt hij even later aanrijden op een glimmende nieuwe motor.
‘Ik ben er nog niet zo handig mee’, zegt hij en geeft voorzichtig gas. Kilometers ver rijden we de woestijn in en terwijl Aboye zijn uiterste best doet de motor veilig door het zand te sturen, moet ik zachtjes grinniken. In de stad, die hoog op de zwarte lijst staat qua vermeend risico voor ontvoeringen, ga ik vrijwillig met een Touareg mee, die ik de dag ervoor pas ontmoet heb.
Hij had me blij verteld hoe Ibrahim hem geholpen had toen hij voor het eerst in Ségou arriveerde. Hij was in februari bij mij thuis geweest, maar ik lag ziek op bed. Hij was blij me nu alsnog te ontmoeten.
‘We zijn er’, zegt hij met een verlegen gebaar naar een ommuurd erf.
In de van palen en rieten matten gemaakte hut, wordt het al gauw een komen en gaan van nieuwsgierige mensen. Blij vertelt Aboye keer op keer over zijn tijd in Ségou.
Zijn teleurstelling dat ik al plannen voor de avond heb en niet kan blijven is groot.
‘Monique, als jij en Ibrahim de volgende keer in Timboektoe zijn, komen jullie eten hoor, een echte Touareg-specialiteit’, zegt hij met een smekende toon in zijn stem. Ik beloof het spontaan!
Mijn rustige uurtje op een stoel voor het familie-erf komt abrupt ten einde als een motor met piepende remmen tot stilstand komt. Twee mannen stappen kordaat op me af.
‘Monique?’
‘Ja.’
‘We hebben wat afgereden! Overal waar we kwamen, was je net weer weg. Eindelijk hebben we je gevonden. Mogen we even een paar vragen stellen?’
Ietwat bevreemd kijk ik ze aan.
Wat zal ik nou dan toch beleven op mijn laatste middag in Timboektoe?
Gedachten flitsen razendsnel door mijn hoofd.
‘We zijn van de radio’, leggen Mohammed en Mohammed uit ‘en we willen graag weten wat je van de veiligheidssituatie in Timboektoe vindt.’
Natuurlijk wil ik daaraan meewerken!
De recorder klikt en op hun vragen vertel ik over mijn ervaringen, over de gastvrije en vriendelijke mensen, die ik heb ontmoet en dat ik me heerlijk voel in de woestijnstad met zijn rijke historie.
Ik word zo goed in de gaten gehouden, dat er überhaupt weinig kans is dat iemand er zomaar met me vandoor zou kunnen gaan.
Op het erf is iedereen uitgelopen. Moeder houdt afstand, een dochter kruipt op mijn schoot, een ander herschikt mijn haar en broertje hangt over mijn knie. Begrijpen doen ze me niet, maar stiekem vinden ze het wel leuk dat hun gaste op de radio komt.
De enigen die het volstrekt onverschillig laat, zijn de alom aanwezige duiven. Hen zal ik niet missen als ik morgenochtend, na een hartverwarmende tijd, de stad van 12 specerijen en het geheime 13e ingrediënt gedag zeg.