"Dat is al de zesde keer"
"Dat is al de zesde keer"
Een van de bijkomstigheden van verre reizen zijn de inentingen tegen allerlei ziektes. Braaf halen wij altijd onze spuitjes. En slikken plichtsgetrouw malariapillen.
In 2011 gingen we met oud en nieuw naar Mombassa, Kenia. Safari, fietstochten, strand en om 00.00 knallend het nieuwe jaar in. Wij zagen het al helemaal voor ons.
Voor Kenia moest er ook weer geprikt en geslikt worden. Zo gezet, zo gehaald.
Nu was het niet de eerste keer dat we naar een malariagebied gingen. Maar wel de eerste keer dat ik doodziek van de Malarone-pillen werd.
Dat begon al in het vliegtuig. We hadden een tussenstop in Egypte. Dat dalen hielp natuurlijk ook niet echt. Luchtzak na luchtzak vulde ik zowat elke papieren zak die er in het toestel te vinden was. Mijn vriend bleef maar heen en weer lopen voor me. En ik voelde me alsmaar beroerder.
Wat ook niet echt hielp, was dat de dame achter mij op een gegeven moment zei: “Dat is al de zesde keer.”
Zou ze een dwangneurose hebben? Waardoor ze alles moest tellen? De stoelen, de sterretjes op het pakje van de stewardess, de pinda’s in het zakje en dus ook mijn misselijkheden?
Zou zij zich oprecht zorgen maken? En weten dat zo naar de vierde keer het toch echt alleen maar gal kon zijn dat zich uit mijn lichaam werkte?
Nee. Het klonk eigenlijk best geïrriteerd. Terwijl ik toch heel zachtjes deed.
Aangekomen op het vliegveld van Mombassa gingen we in een busje. Een wiebelend busje. Nummer 7, 8 en 9 kwamen voorbij. Daarna ging het busje op een veerpont. Zakje 10, 11 en 12 verdwenen in het Keniaanse water.
Eindelijk, we waren bij het hotel (na enkele check points inclusief mannen met dreigende wapens – Kenia is niet een van de meest veilige landen). Zakje 13 stond op mijn schoot. Vol. Warm. Ik was zelf ondertussen grauwgrijs van kleur.
De portier kwam mij vrolijk tegemoet. Zijn handen reikend naar het zakje. Op dat moment kon ik maar niet op het Engels voor ‘prullenbak’ komen. Mijn woordenschat zat kennelijk in zakje 5.
Hij keek een beetje beteuterd toen ik het zakje niet afstond en ik probeerde er zo vies mogelijk naar te kijken.
Gelukkig, o zo gelukkig was ik met het hotel. Tijdens het boeken ervan had vriendlief de discussie gewonnen: we gingen voor het – ietwat duurdere – sjieke, luxe, vijf sterren tellende hotel van zijn voorkeur.
Ziek zijn op vakantie is niet leuk. Zeker als je darmen ook nog eens besloten hebben het laatste verteerbare dat zich nog in je lichaam bevindt, naar buiten te werken met een sneltreinvaart.
Maar in dit hotel maakte dat ineens niet zo veel meer uit. Helemaal omdat het personeel ontzettend haar best deed om mij beter te krijgen.
Mede dankzij hun was ik dag twee weer de oude. Zij het een enkele kilo lichter. En met kennelijk een allergie voor malarone en vrouwen met dwangneuroses.