West Gambia
De eerste indrukken
15/04/2011
Vandaag was het zover, we vertrokken met ons drieën naar Gambia! De vlucht verliep goed maar bij de landing steeg het vliegtuig, net voor we de grond zouden raken. Er heerste niet echt paniek maar niemand wist natuurlijk wat er gebeurde. Al snel werden we ingelicht, het ging om een plotse windstoot in de staart van het vliegtuig. Uiteindelijk kon de piloot terugkeren naar het vliegveld en daar opnieuw landen. Doordat deze luchthaven weinig gebruikt wordt, er landen en stijgen dagelijks ongeveer tien tot twintig vliegtuigen, was het ook geen probleem om direct een tweede landing in te zetten.
Toen we uiteindelijk weer met beide voeten op de grond stonden, waren we opgelucht. Buiten voelden we direct welke warmte er ons de volgende week te wachten zou staan. Ik had een lange broek en een pull aan omdat ik altijd koud heb op het vliegtuig, maar deze wou ik eigenlijk direct afdoen. Het was er acht uur plaatselijke tijd, pikdonker en nog altijd ongeveer dertig graden.
We gingen naar het busje die ons naar het hotel zou brengen. Het was een mini-busje, waar de bagage op het dak geplaatst werden in een ‘bak’. Onze chauffeur kroop op het dak en zette onze bagage erop, vastbinden kennen ze in Gambia blijkbaar niet. Direct zagen we de zogenoemde ‘bumpsters’, individuen die tegen je komen praten maar uiteindelijk alleen maar uit zijn op geld. Ik en mijn vriend wisten niet goed hoe we moesten reageren en zeiden vriendelijk goedendag maar m’n schoonbroer, die hier al geweest was, wist direct wat hij moest doen. Hij lachtte en praatte wat met hen maar maakte toch duidelijk dat ze niets meer moesten verwachten. Dit lukte..nu nog.
We vertrokken met het busje en hadden, ondanks de vermoeidheid, een zalige trip. De zetels waar we op zaten, stonden los. Bij elke bult in het wegdek of bocht die we namen, werden we weg en weer geslingerd. Ik en m’n vriend kregen de slappe lach, dit in tegenstelling tot m’n schoonbroer, die dit nog gewoon was van de vorige keer. Voorrang kennen ze er niet en snelheidsbeperkingen nog minder.
Voor de rest viel het al direct op dat Gambianen zeer veel bellen en daarbij roepen aan telefoon. Ze hebben ook meestal meer dan één gsm, die ze hoofdzakelijk gebruiken voor hun handeltjes. Gambianen werken dan ook meestal via via en handel drijven is meestal de enige manier om aan geld te komen. Kortom: de eerste kennismaking met Gambia was meteen een schot in de roos.
16/04/2011
Al vroeg ontwaakten we door het lawaai buiten, Gambianen zijn blijkbaar zeer vroege vogels. We besloten niet uit te slapen om volledig van onze eerste dag te kunnen genieten. Na het uitgebreide maar lekkere ontbijt vertrokken we richting Kotu. We stapten uit het hotel maar wisten niet waar de taxi’s stonden. Vanuit het hotel was het namelijk te duur om te reizen met een taxi. We waren nog maar vijf meter van het hotel verwijderd of we werden al aangesproken door een lokale gids. Hij toonde z’n pasje en liep met ons mee. M’n stiefbroer zei direct dat we hem wel nodig hadden voor aan de taxi’s te raken en dat we deze persoon nu wel moesten laten doen. Hij bracht ons inderdaad naar de plek waar alle taxi’s staan maar hij zou een speciale taxi voor ons regelen. Wij vonden dit goed, ook al moesten ik en m’n vriend toch eens goed kijken wat er allemaal gebeurde.
Eenmaal in de taxi, waren we op weg naar Kotu..dachten we. Niet veel verder reed onze taxi (die eigenlijk geen taxi is en ons eigenlijk niet mocht vervoeren) tegen een andere auto. Voorrang kennen ze hier, zoals eerder gezegd, duidelijk niet.
Na het ongeval zochten we direct een echte taxi, een yellow taxi en niet veel later stonden we in Kotu.
In dit stadje sliep m’n schoonbroer vorig jaar in de weekends in de guesthouse, toen hij hier stage liep. Al van ver herkende de ‘bewaker’ van het huis hem. Je zag dat het een blij weerzien was. Ik verstond de man niet goed, hij is namelijk doof, maar m’n schoonbroer kon door gebarentaal zichzelf duidelijk maken. De man, Samsie, zat daar elke dag met zijn twee kinderen van drie en één jaar, ook wanneer er niemand in het guesthouse is (wat elk jaar een paar maanden het geval is).
We besloten een andere keer terug te komen, omdat de drie Belgische studenten van dit jaar nu niet thuis waren maar toen we buiten liepen zagen we ze straat oversteken. We gingen naar hen toe, ook al kenden we ze niet. We besloten in de volgende week nog eens samen af te spreken maar gingen nu nog wat in Kotu wandelen.
In Kotu konden we djembee’s laten maken.We zeiden tegen de djembee-maker wat we wouden en hij beloofde het tegen enkele dagen later te maken. Daarna gingen we naar Mohammed, de plaatselijke juwelier, hij maakt juwelen na uit Westerse boeken van juweliers. Ik en m’n vriend lieten er beide een ring maken, die we ook enkele dagen later mochten komen halen.
In Gambia moet je afbieden, dat wil zeggen dat ze aan Westerlingen altijd een veelvoud van de prijs vragen, die je uiteindelijk kan verlagen tot bijna de helft. Dit wil zeggen dat je altijd veel meer betaald dan de plaatselijke bevolking, maar dat je uiteindelijk, voor onze waarden, nooit zeer veel uitgeeft. Bijvoorbeeld: één ring kostte voor ons vijf euro.
Voor de rest viel het me enorm op hoe vriendelijk men hier is. Iedereen zegt goedendag en vraagt hoe het met je gaat. Dit doen ze niet enkel naar de toeristen maar ook naar elkaar. Ik werd er persoonlijk vrolijk van wanneer men me aansprak omdat ik deze mentaliteit totaal niet gewoon ben.
(Foto's volgen.)