West Gambia
Every night I wake up crying because you’re not here…..
Het was bedoeld als een ongecompliceerde strandvakantie en dat werd het ook. De keuze was op Gambia gevallen. Net weer iets anders dan Spanje of Griekenland, een beetje exotisch en het was Afrika! In Gambia had zich toentertijd een bescheiden toeristenindustrie ontwikkeld, waar voornamelijk de Engelsen aangevoerd werden. Toen deze niet meer welkom waren, de Britse regering had iets lelijks over de dictator van Gambia gezegd en vervolgens een negatief reisadvies voor haar onderdanen afgegeven, landden de Nederlanders, een paar honderd per week. Niet veel, maar de toeristenindustrie zakte net niet helemaal in. Gambia is bijna het allerarmste land ter wereld. Je hoeft niet op de economische ranglijst van de VN te kijken, om te weten dat dit land ergens onderaan op die lijst bungelt. Mannen zitten en hangen op straat, doelloos voor zich uitstarend, totdat de toerist het waagt om het hotelterrein te verlaten. Ze worden van alle kanten besprongen. Waar ga je heen, naar de supermarkt? Wij lopen (tegen betaling) met je mee. Wij werden voortdurend geconfronteerd met het gebedel om geld al dan niet met een zeer minimale tegenprestatie. De opgeschoten jongelui buiten. De nachtwaker, die geld wilde hebben van ons of een fototoestel, dat mocht ook, anders kon hij niet garanderen dat hij ongewenste insluipers zou opmerken. We haalden onze schouders er maar over op. Alles went, en het is enigszins te begrijpen.
Onze kinderen vertelden na een dag of twee dat ze zo leuk konden spelen met Zeekoe. Omdat ik wist dat zeekoeien hier niet voorkwamen concludeerde ik dat het een Gambiaan moest zijn. Seku, want zo heette hij, werkte als tuinman in ons hotel. Hij stond op zijn hark geleund te staren, af en toe raapte hij een afgevallen bloemetje op, om vervolgens zijn “aan deze dag komt nooit een einde”blik weer op te zetten. Hij was eens een paar dagen ziek. Toen hij weer terug was, vertelde hij achteloos dat hij malaria had gehad. Vol ongeloof hoorden we dit aan, malaria, dan was je wel even uitgeschakeld. Het bleek waar. Maar ja, hier niet werken betekende ook geen loon. No work, no pay. Dus trillend op zijn benen nam hij maar weer positie in bij zijn hark.
Seku nodigde ons uit. Zijn grootmoeder was overleden, dat werd een mooie ceremonie en een mooie gelegenheid voor ons om dit mee te beleven. Van andere gasten die hier al jaren kwamen hoorden wij dat hij al zeker 6 overleden grootmoeders had. Het was gewoon een manier om met hem mee te gaan, in de hoop dat wij wat geld zouden achterlaten. Op een dag werden we uitgenodigd voor een bezoek aan hem thuis. Wij besloten de uitnodiging aan te nemen. Op de dag van het bezoek namen wij een taxi naar Serrekunda, die ons vlakbij het opgegeven adres afzette. Het was regentijd, bij bakken viel het dagelijks naar beneden. Wij waadden door een laag van zeker 30 cm water en modder naar het huisje, waar wij verwacht werden. De hele straat liep uit omdat blank bezoek hier wel iets heel bijzonders was. Seku blonk van trots. Zijn aanzien in de buurt was enorm gestegen. In een hutje met aan weerszijden van de muren twee “banken” van opeengestapelde kussens, zaten wij daar. Het was donker en het rook niet echt fris. Hij had speciaal voor ons koffie gekocht. We wisselden wat zinnen uit, maar de gespreksstof was snel op. Voor onze kinderen die zich verveelden (buiten spelen kon niet vanwege het water) duurden de twee uren erg lang. Maar ja, een bezoek is een bezoek en dan kun je niet na vijf minuten al weer vertrekken.
Seku vond ons bezoek een groot succes en hij putte hier duidelijk moed uit. Op een namiddag kwamen we bij onze lodge en zagen buiten een zak met vers geplukt fruit liggen. Er zat een briefje bij. Ik keek in één oogopslag naar de ondertekening en zag de naam van Seku. Die zag ik vanuit mijn ooghoek al komen aanlopen. “Ja, lees maar”, schenen zijn ogen te zeggen. “Dit is een briljant plan”.
Seku schreef dat wij een taxi voor hem moesten kopen. Hij kon dan een taxibedrijf beginnen, want het tuinieren leverde niet genoeg op. Hij zou dan toeristen rondrijden en ieder jaar, als wij naar Gambia kwamen (!!!) zou hij volledige verantwoording geven van zijn verdiensten. Dan wisten wij in ieder geval hoeveel hij verdiend had. Uiteraard zouden wij dan de reparaties betalen, die hij had voorgeschoten. De klapper bewaarde Seku voor het laatst: wij zouden dan ieder jaar twee weken lang tegen sterk gereduceerd tarief door hem overal naar toegereden worden. Briljant, zeker, maar dan wel voor Seku!! Wij hebben erg veel moeite gedaan om Seku ervan te overtuigen dat dit geen goed plan was, althans niet voor ons. Maar hij bleef tot de laatste dag hopen.
Thuisgekomen ontvingen wij na 14 dagen zijn eerste brief. Hij had er zijn best op gedaan. Wij waren zijn weldoeners en hij hoopte snel op het geld voor de taxi. Hij eindigde met de fraaie volzin: “Every night I wake up, crying because you’re not here anymore”. Er volgden nog wat brieven, zijn hart huilde, hij dacht aan ons en wanneer hadden wij het geld bij elkaar? De brieven bleven onbeantwoord en zijn na verloop van tijd gestopt. Als ik aan Gambia denk, denk ik nog wel eens aan Seku. Zou hij zijn eigen taxibedrijf inmiddels hebben? Wie weet. Echte weldoeners bestaan. Alleen betwijfel ik of die naar Gambia gaan……