Congo Kinshasa
Verdwenen in Kisangani
Het was de routine van een verslaafde geweest. Toen het toestel dat hen van Amsterdam naar Kampala zou vliegen een onverwachte tussenstop moest maken in het oosten van Zaïre, had hij dit een buitenkansje gevonden. De benen strekken en buiten een sigaret roken, na al die uren onthouding, en meteen iets zien van een land waar je normaal gesproken nooit zou komen. Om later te ‘bewijzen’ dat hij ‘echt’ in Zaïre was geweest had hij een camera meegenomen naar de transferhal.
‘Ik rook buiten even een sigaretje’, had hij gezegd. Zij had instemmend geantwoord: ‘ja, maar snel hoor, let je op de tijd?” en dat was het laatste dat ze van elkaar zouden zien. Hij dacht nog eens na over de lange middag die achter hem lag. Het kleine beetje licht in deze kleine ruimte was inmiddels al verdwenen. Hij voelde twee enorme muggenbeten op zijn rechterarm.
Het moest hun laatste grote reis worden. Ze hadden alle uithoeken van de wereld gezien. Maar hun gezondheid begon toch grenzen aan te brengen tussen hun nauwelijks te beteugelen verlangen en de realiteit. Voor één keer naar Uganda nog, naar de berggorilla’s en chimpansees, en dan was het klaar. Het was mooi geweest. En juist hier gebeurde er vanmiddag iets, waarvan je altijd dacht dat het alleen anderen kon overkomen. Hij had staan roken, en hij had vriendelijk gelachen naar de grote man in een soort legeruniform met een enorm geweer in zijn hand. Beveiliging had hij nog gedacht. Een vriendelijke lach kon nooit kwaad. Nog een paar halen en dan weer terug, langs de douane naar de transferhal. Even een foto maken, had hij gedacht.
‘No photo’ schreeuwde de man naar wie hij zojuist had gelachen. Met veel misbaar maakte hij duidelijk dat hij in ‘overtreding’ was. Hij moest mee. Mee, snel! Hij had nog geroepen: dit kan niet, airplane, my wife, my flight, transfer, Uganda. Het had niets geholpen. Het ongelooflijke gebeurde: hij werd een busje ingeduwd, dat even later snel wegscheurde. Hij had een geldbiljet geboden, maar het werd hem snel duidelijk dat deze man niet om te kopen was. Het ging hem heel duidelijk niet om geld. Dit waren laagopgeleide mannen, slecht betaald en waarschijnlijk met geen enkele status. Geen land waar zoveel gruweldaden verricht worden als dit land, dacht hij, juist door dit soort mannen. Macht, daar ging het hem om. Eindelijk iets waaraan zij status konden ontlenen.
Kisangani was een grote stad, maar wat hij zag had het uiterlijk van een gezapige provinciestad. Verspreid staande laagbouw, brede weg, veel palmbomen, kleine kantoortjes. Na een paar kilometer waren ze bij een gebouw gekomen, midden in een woonwijk, maar overduidelijk herkenbaar als een gevangenis. Gevangenis? Voor een ondervraging? Veel tijd had hij niet gehad om hier over na te denken. Hij had gedacht nu in een verhoorruimte te komen, zo’n kamer met piepende ventilatorbladen aan een vergeeld plafond, een grotesk bureau waar bijna niets op lag, een grote stoel erachter en een klein krukje ervoor. Maar nee, het ging meteen naar een donker hok. Een klein raampje met tralies, een krakend bed met een flinterdun matrasje en een stoel. Hij werd erin gegooid met een harde trap in zijn onderrug.
Het verbaasde hem hoe mensen zich aan een nieuwe totaal onverwachte situatie kunnen aanpassen. Zoals hij nu. Aanpassen aan stank, hitte, het slechte bed, het slechte licht, vuil op zijn lijf, de smerige pap die hij twee keer per dag kreeg toegeschoven en vooral de klappen die hij kreeg. Wennen aan angst, wanhoop. Hij had geschreeuwd, embassy, wife, Holland, why? Vooral dat laatste. Steeds was de grote man rustig aan komen lopen, had de deur van het slot gedraaid en hem een ongelofelijke klap verkocht met de kolf van zijn geweer. Het kon hem allemaal niet meer schelen. Was dit het begin van de waanzin? Wat bleef, waren de vragen: waarom hoorde hij niets uit Holland? Iedereen zou nu toch op zoek zijn naar hem? Het idee dat je zo maar hier in een donker hol in Kisangani, of all places, kon verdwijnen. Zou iemand, hoe dan ook, wie dan ook, de waarheid ooit leren kennen? Waarom hoorde hij niets? Waarom kreeg hij geen antwoorden? Gek werd hij van zijn gedachten. Het kon niet lang meer duren voordat hij uitgedacht was. Hij zou zich overgeven aan de waanzin, deze accepteren. En na de waanzin kwam altijd de bevrijding, de dood. Meestal snel. Hoopte hij.
Gek werd hij er van. Hij had die mzungu zien staan en zeg nou zelf, hij WAS in overtreding. Hij had dus alle recht hem mee te nemen. Later bedacht hij dat hij geld kon vragen voor deze blanke man. Hij had zijn e-mailadres gevraagd en een mail naar dit adres verzonden. Als er 10.000 euro naar zijn bank werd overgemaakt was de mzungu een vrij man. Niets gehoord. De mzungu werd hem tot last. Hij moest dit probleem snel elimineren.
Gek werd zij er van. Iedere dag stond zij betraand en met lood in haar hart op; weer een nieuwe dag. Iedere dag maar weer. Weer geen nieuws. Ooit moest ze toch iets horen? Wat was er in godsnaam met hem gebeurd? Hoe was dit mogelijk? De waanzin is overal. Je kunt er steeds om heen lopen, maar op een dag vergis je je, je rent nietsvermoedend in zijn klauwen om nooit meer los te komen.
Ongeïnteresseerd bekeek ze de binnengekomen e-mails. Weer zo’n nepmail uit Afrika: ze werden steeds handiger die criminele Nigerianen. Mr. Mwanga Zumumbi, pas overleden, heeft u € 1 miljoen nagelaten. Om de kosten van de verdere afhandeling te kunnen betalen, moet u 10.000 vooruit betalen en storten bij een bank in Lagos. Ze kende dit wel. Kijk, daar stond het weer: ook nu € 10.000 storten op een bankrekening. Wie trapte hier nu in? Hebberigheid en domheid gingen echt samen, vond ze. Ze drukte op ‘mail deleten’ en voelde alweer een nieuwe golf tranen opwellen.
En de dag moest nog beginnen……