Okavangodelta
Deel 3/5 Roadtrip door Zuidelijk Afrika (Namibie, Botswana en klein gedeelte Zambia)
's-Morgens vroeg op gestaan.
Een hele dag de delta op in een mokoro. Een mokoro is voor oorspong een uitgeholde boomstam waar de local mee varen.
De mijne is van polyester, en eigenlijk gewoon een soort kano met een platte boden.
Het voordeel hiervan is dat de poler niet perse over een rivier hoeft te varen, maar kan hij ook gewoon door het riet en de wetlands.
De Okavanga lijkt gitzwart, maar dat komt door de bodem die vol ligt met rotte bladeren en zo.
Het water is echter kraakhelder, en gedurende de dag neemt hij een paar keer een slok om te drinken.
"Everybody drinks it" zegt ie als ik hem verbazend aankijk.
Onder het motto 'Try before you die' neem ik ook een slok.
Een heel klein slokje.
En inderdaad, het is smaak- en reukloos.
De toch door de wetlands is grandioos. Het is er muisstil en onderweg zien we een paar krokodillen en talloze rietkikkertjes. Dit zijn hele kleine witte kikkers die stil aan het riet hangen.
En insecten. We zien ook veel insecten.
Vanwege het vele stilstaande water en warme weer stikt het van de muggen.
Gelukkig heb ik deet meegenomen op vakantie.
Alleen jammer dat het nog in de lodge ligt.
Na een tijdje varen komen we aan bij vaste land.
"This is wildlife area" zegt de poler terwijl we op wandelsafari gaan.
Net als de San weet hij aan de poep feilloos aan te geven om welke dier het gaat en geeft hij tevens advies wat te doen als er zo'n eentje voor je staat.
Bij olifanten hard wegrennen. Het gaat bij hun namelijk om het wegjagen, niet om de jacht. Bovendien hebben ze geen groot uithoudingsvermogen.
Bij een afrikaanse buffel moet je zo snel mogelijk in een boom klimmen.
Alleen zie ik maar weinig bomen waar in te klimmen valt.
"En bij een leeuw?" vraag ik. Bij een leeuw moet je blijven staan. Niet laten zien dat je een prooi bent.
"Okay dan"zeg ik zelfverzekerd, terwijl ik dat niet ben.
Leeuwen en buffels zien we niet. Maar wel zebra's, olifanten, wrattenzwijnen, kudu's, en flamingo's.
Ook hier worden we weer eerder door de dieren gespot dan andersom.
Maar da´s ook niet zo raar zegt ie.
Ik draag een rood hempje.
Met de nadruk op rood.
Het is de slechtste kleur die je kunt aantrekken op safari volgens hem.
Rood wordt geassocieerd met de kleur van bloed en is in een dorre omgeving (bruin-gele kleur) heel goed te spotten.
Bovendien hebben de meeste dieren sowieso al een gezichtsvermogen dat veel beter is als bij ons.
"Wat moest ik ook al weer doen bij een leeuw? " vraag ik nog maar een keer voor de zekerheid.
Terug in mokoro horen we ineens een hoop geritsel.
Een olifant.
Op pakweg 10 meter (ja, dat is dichtbij) in het riet. Ik vind het te fascinerend om bang te raken.
Bovendien lijkt de poler ook niet zenuwachtig, hij houdt de mokoro stil zodat ik kan genieten en foto's kan maken.
Hij klappert een paar keer met zijn oren (de olifant, niet de poler), maar komt niet dichterbij.
Heel bijzonder.
Achteraf blijkt dat het in de delta niet zo gevaarlijk is met olifanten als op het vaste land.
Door hun gewicht zakken ze diep in de drassige bodem en die heeft een zuigende werking. Het kost een olifant dus nog al wat moeite en kracht om zich voort te bewegen in de delta.
Vandaar dat de poler er ook bij stond te kijken alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.
Op de terugtocht naar het dorp vraagt de poler of ik zin heb om te zwemmen.
Hier? Er zaten toch krokodillen en nijlpaarden in de Okavanga?
"I dont see any, do you?" En hij duikt de rivier in.
Dan ik ook maar!
No pants, no nothing, alleen mijn sneakers houd ik aan.
Waarom weet ik eigenlijk ook niet.
De volgende dag vertrek ik naar Nata, een rit van ongeveer 350 km door het laatste gedeelte van de Kalahari.
Na een uur rijden kom ik een roadblock tegen.
De official hoeft mijn paspoort niet te zien, maar vraagt me wel uit de auto te komen.
En of ik andere schoenen bij me heb.
Euhh? Ja in de koffer!
Een minuut later wordt het duidelijk; mijn schoenen en de banden van de auto worden gedesinfecteerd tegen mond-en-klauwzeer. Zo wordt voorkomen dat de veel voorkomende buffelziekte overslaat naar het vee. Het gebied waar ik nu door heen ga is namelijk een cattle area.
Ik vind een lodge dichtbij de Makgadikgadi pan.
De Makgadikgadi pan is een van de grootste zoutvlaktes ter wereld, de oppervlakte bedraagt zo'n 16.000 km2.
De pan is heel indrukwekkend. Zo ver dat je kunt kijken zie je één grote witte vlakte.
Volgens de Lonely Planet is het een bird's paradise. Wel honderden verschillende vogels zouden er voor moeten komen.
Ik zie er zes!
Maar desondanks is het wel de moeite, zeker wanneer een kudde Gnoes de pan over trekt.
De 300 km lange weg van Nata naar Kasane wordt ook wel Elephant Alley genoemd. Om de zoveel kilometer staat een bord langs de kant van de weg "Beware of Elephants".
Het is een hele slechte weg met ontelbare potholes.
Het is extra opletten; op de gaten in de weg en op overstekende olifanten.
Na een uur rijden is het zover. Een solitaire bull steekt langzaam voor me de weg over.
Op ongeveer 25 meter voor hem sta ik stil.
Op het moment dat ik mijn fototoestel wil pakken kijkt hij mijn richting op. Voor de zekerheid zet ik de versnelling alvast in zijn achteruit.
Hij doet echter niets, maar maakt ook geen aanstalten om verder over te steken.
Hij blijft gewoon staan.
Midden op de weg.
Eens kijken wie hier de baas is, denk ik.
Maar na een paar seconden vindt ie het genoeg en begint met zijn oren te klappen en met zijn kop te schudden, alsof hij wilt zeggen "En nou opzouten vriend"
De hierarchie is duidelijk.
Hij is de baas.
Als ik ver genoeg naar achteren ben gereden draait ie zich om en vervolgt zijn pad.