Griekenland: alleen voor mannen met baarden
Twintig prachtige kloosters liggen in de afgesloten orthodoxe wereld van het Griekse schiereiland Athos. Deze autonome monnikenstaat is een eeuwenoude wereld enkel voor mannen, die op zoek zijn naar god. Hoe weten de monniken dit lapje land volledig voor zichzelf te houden?
Zonsopkomst achter Megista Lavra, het oudste klooster op
Athos. (Foto:
Columbus © Michael Dehaspe)
Vicentiu draait zich om en kijkt me onderzoekend aan: ‘Ben je orthodox, ja toch?’ Nog voor ik antwoord geef, knikt hij al naar de priestermonnik. Kom, zegt de abt van de Vatopedi-kathedraal, en hij neemt ons mee naar de absis, het heilige gedeelte van de kathedraal. Daar liggen de kunstschatten van het klooster, met als pronkstuk het icoon van Panagia Vimatarissa, erin afgebeeld Moeder Gods en kindje Jezus. Vicentiu begint het icoon te kussen en duwt me zachtjes naar voren: ‘Toe maar, kussen, kussen.’ Ik weifel maar ga ervoor en zoen het icoon, sla drie kruisjes en bestudeer de gouden vormen.
De priestermonnik maant ons bij zich. In zijn handen draagt hij
een zilveren kistje. Fotograaf Michael wandelt ook binnen,
‘ongewapend’ want zijn camera is verboden zonder zegening van de
bisschop. De priester bekijkt hem argwanend, en vraagt Vicentiu:
‘Orthodox?’ al knikkend naar Michael. Vicentiu herhaalt de vraag en
als Michael antwoordt ‘katholiek, katholiek’ wordt hij er zonder
pardon uit geknikkerd.
Door mijn gestamel in Koeterwaals is ook mijn geloofwaardigheid
tanende. De abt kijkt naar het kistje en opent een klein luikje aan
de zijkant. Voor me openbaart zich volgens de overlevering de
heilige schedel van de heilige Johannes Chrysostomus. Ik zie vooral
een opgedroogd oor tussen wat watjes. Vicentiu begint weer te
zoenen en gedwee volg ik zijn voorbeeld. Ik sla kruisjes en kus
meteen maar de schilferige hand van de abt.
Dat ik hier sta, in het heilige gedeelte van misschien wel het
mooiste klooster van Athos, dank ik aan Vicentiu. Hij, meubelmaker
in Boekarest, volgeling van de orthodoxe kerk, is op pelgrimstocht
naar de Heilige Berg Athos. Op zijn wangen bloeit een volle baard,
speciaal gekweekt voor zijn bezoek aan dit schiereiland in Griekenland.
Vicentiu (42) is gekomen met twee bevriende monniken. Hun baarden
zijn net iets langer, de kleuren even donker. Lang geleden spraken
ze af om de reis naar God te maken en omdat hij weet hoe belangrijk
de heilige tocht is, betaalt hij de reis voor Teotim en Teofil.
Heilige grond
Michael struint ontheemd door de binnenplaats van Vatopedi. Het is
een klein ommuurd dorp, de pastelkleurige hout bedekte huizen ogen
knus, schilderachtig. ‘Fotogeniek’ is een understatement, maar
Michael mag geen beeldje schieten. Als hij toch een voorbij
wandelende monnik vastlegt, stapt deze vastberaden naar hem toe,
‘No pictures, no pictures.’
De code op Athos is zwijgzaam en beschermend. Alles om invloeden
van de boze buitenwereld te beperken. Het schiereiland wordt
doeltreffend afgesloten door een betonnen muur, de weg houdt gewoon
op. Honderd orthodoxe pelgrims met een visum mogen dagelijks naar
binnen, samen met tien niet-orthodoxe gelovigen. Vrouwen zijn niet
welkom.
Ironisch genoeg is dit restrictieve beleid te danken aan een vrouw.
De christelijke geschiedenis van Athos begint in de overlevering
bij de heilige maagd Maria, die door een zeestorm van koers raakte
en uitkwam bij Athos. Waarop ze verklaarde: ‘Deze berg is heilige
grond. Hier zal ik verblijven.’ Ze struikelde over een orakel,
schatplichtig aan Apollo, en deze zei dat alle heremieten naar het
schiereiland moeten komen en hun respect moeten tonen aan Panagia,
de ware moeder van God.
Het doel van de monniken en pelgrims op Athos is niets minder dan
dichter bij God komen. En geen plek op aarde brengt je zo dicht bij
Hem als Athos. Niemand mag dat doel verstoren, zeker geen
fotograaf. Vicentiu houdt de monnik tegen en zegt dat we foto’s
nodig hebben voor ons verhaal. ‘Dat mag alleen als je de zegen
krijgt van de opper-abt,’ zegt de monnik. We kijken hem verbaasd
aan.
‘Hoe komen we daar aan?’
‘Dan moet je hem bellen.’
‘Bellen? Wat is zijn nummer?’
‘Bel jij hem,’ zegt Vicentiu tegen de monnik, die zonder morren
zijn mobiel erbij pakt. Vicentiu vertaalt meteen: ‘Twee
journalisten … Uit België … Aaah, uit België! Ja, het is goed. Maar
alleen omdat je uit België komt, de bisschop vindt Belgen
aardig.’
In de uren die volgen hoor ik na de ratelende camera enkel nog ‘no
pictures, no pictures!’ Gevolgd door: ’I have a blessing, I have a
blessing!’